6 - Klimaat Flashcards

1
Q

Klimaat

A

Gemiddelde toestand van de dampkring op een bepaalde plaats over een langere periode (ca 30 jaar) > meestal weergeven in tabellen en (vooral) grafieken,

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Klimaatdiagram

A

Neerslag (blauwe staven) en temperatuur (rode lijn)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Köppensysteem

A

indeling van klimaat op basis van verspreiding van de natuurlijke vegetatie(geheel van planten) in een gebied > uit het onderzoek blijkt dat temperatuur en enerslag goed overeenkomt met grenzen van vegetatietypes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Köppensysteem (3 niveau’s)

A

Niveau 1: Hoofdgroep op basis van temperatuur/neerslag
Niveau 2: opsplitsing op basis van neerslagverdeling gedurende een jaar
Niveau 3: Opsplitsing op basis van temperatuurverschillen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Köppensysteem Niveau 1

A
A(Tropisch)
B(Droog)
C(Maritiem)
D(Landklimaat)
E(Poolklimaat)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Tropisch klimaat Niveau 2

A

f (Regenwoud)
m (Moesson)
w (Savanne)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Droog klimaat Niveau 2

A

S (Steppe)

W (Woestijn)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Landklimaat Niveau 2

A

s (Droge zomer)
w (Droge winter)
f (Zonder droog seizoen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Poolklimaat niveau 2

A

T (Toendra)
F (Ijskap)
H (Hooggebergte)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Droog Klimaat niveau 3

A

h (Heet)

k (Koud)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Maritiem klimaat niveau 3

A

a (warme zomer)
b (gematigde zomer)
c (koele zoemer)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Landklimaat Niveau 3

A

a (Hete zomer)
b (warme zomer)
c (koele zomer)
d (erg koude winter)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Tropisch(A)

A

Warm en altijd vochtig klimaat, gebieden hebben twee belangrijke kenmerken:
- Continu een hoge temperatuur, doorgaans zo’n 25-27 graden
- Zeer veel neerslag, door temperatuur / Stijgende lucht bij evenaar / vocht uit het woud
Kenmerkt zich met een etagebos, hoogste bomen tot wel 50m, bodem is onvruchtbaar doordat humus snel verteert of uitspoelt, gebrek aan humus zorgt voor een rode kleur
Te verdelen in twee gebieden :
regenval het hele jaar (Af)
Tropisch regenwoud: zuid amerika- centraal afrika - indonesië
periodieke regenval (Am)(Aw)
(Aw) Savanneklimaat: afwisseling vochting en droog seizoen, grasland met verspreide bladverliezende bomen/struiken
(Am) Moessonklimaat: zuid-azie/oost-azie/ noor-australië: Moessonwinden, gekenmerkt door omkering van windrichting van winter naar zomerseizen, meeste neerslag valt in het warme seizoen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Droog Klimaat (B)

A

Beslaat 30% van landoppervlak en vormen grootste klimaatgroep, komt vooral rond keerkring voor. Liggen gehele jaar onder invloed van subtropische hogedrukgebieden, weinig neerslag door dalende droge lucht > weinig wolken. Hoge temperatuur zorgt voor hoge windsnelheden. weinig vegetatie > droge bodem die snel erodeert (veel water/winderosie)

Woestijnklimaat (BW) : regent vrijwel nooit, weinig begroeiing (en als ze er zijn platen die lang zonder water kunnen) Noord afrika(Sahara) - Arabië - Australië en hoge drooge vlaktes in bergen
Steppeklimaat (BS) : Gebied waar het elk jaar kort regent, door de regen is wel wat vegetati mogelijk in vorm van struiken en grassen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Maritiem Klimaat (C)

A

Gematigd klimaat, gemiddeld vochtig klimaat met gematigde temperaturen. Duidelijke seizoenskenmekern maar geen extreme temperatuurveschillen tussen winter/zomer

Zeeklimaat (Cf): Altijd vochtige klimaat, kenmerkend is ontbreken strenge winter (West-europe) komt door invlodet westelijke winden. Oost VS komt door oostelijke winden
Mediterraan klimaat 
(Cs): Natte winter, als enige klimaat in het koele seizoen meer neerslag dan warme seizoen. komt enkel op westkusten van continenten, poolwaars van subtropische woestijnen voor. Vooral middelandse zee (ofwel middelandzeeklimaat) - Ook te vinden in Californië - centraal chili en zuidwestelijk australië en afrika.  Vooral struikachtige planten of bomen met kenmerk tegen waterverlies/transpiratie

Chinaklimaat(Cw): lange natte zomers en droge winters, komt ook op hogere delen van de savanne voor (centrale delen zuid afrika en mexico). vegetatie lijkt op tropische savanne en wordt wook wel gematigde savanne genoemd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Landklimaat(D)

A

Koude klimaat van de gematigde zone. wintertemperaturen komen onder -3. Vooral op noordelijk halfrond buiten bereik van zee-invloeden. Verder landinwaarts des te warmer. Zomer is het koel en gemiddeld net boven de 10 graden op zijn warmste maand. Neerslag is matig i.v.m. grote afstand tot zee. Vooral boomgroei, naaldbomen/loofbos : Taiga

3 type landklimaat:
Droge zomers (Ds): zeldzaam, eigenlijk aalleen in centraal turkije en spaanse hoogvlakte
Droge winters (Dw): Te vinden in China, Rusland, Japan
Neerslag gedurende hele jaar (Df): klein verschil met Dw klimaat

4 type sublandklimaat:
D..a / Warm
D..b / gematigd
D..c / Koel (ookwel subarctische klimaat, vaak permafrost)
D..d / Koud (ookwel subarctische klimaat, vaak permafrost)
Grensgebied tussen zee en landklimaat heet een overgangsklimaat

17
Q

Poolklimaat(E)

A

Gekenmerkt door temperatuur die gedurende hele jaar onde 0C lijft, weinig neerslag.

Toendra klimaat(ET): Noordranden noord-amerika & Eurazië & Zuid-Amerika : Warmste maand lager dan 10C. Geen bos, er is permafrost met lage begroeiing zoals mos en gras. Er is veel smeltwater zomers wat door permafrost niet kan wegzakken > moerassen in zomer > veel insecten

Ijsklimaat (EF): Binnenland Groenland & Antarctica (ijs/sneeuwklimaat), geen vegatatie , temperatuur onder 0 in warmste maand, weinig neerslag(enkel sneeuw). Op land kan ijslaag meerdere kilometers dik worden, boven water minder, water is relatief warm.

Hooggebergteklimaat(EH): Vergelijkbaar met ijsklimaat, is te vinden op hooge bergen (alpen/himalaya)

18
Q

Nederlands Klimaat:

A

Milde winters, koele zomers, neerslag hele jaar - Gematigd zeeklimaat In eerste instantie beïnvloed door noordzee, die matigt de temperatuur: minder koude winters en zomers minder warm. (omdat water lang moet opwarmen en afkoelen) tevens door zee hoge luchtvochtigheid

19
Q

Nederlands Klimaat invloed door luchtstromen:

A
  • Polaire, continentale lucht: (uit noord scandinavie en noor rusland(noordoosten dus) droge koude luchtstroom
  • Polaire, Maritieme lucht: Ijsland/noordwesten, vochtige koele/koude luchtstroom
  • Arctische, continentale lucht: Poolstreken(groenland/noordelijke ijszee) > koude wind > onderweg wel iets minder koud geworden al.
  • Arctische, maritieme lucht: Ijsland scandinavië > veel vocht >op grote hoogte vooral erg koud
  • Tropische, continentale lucht: Zuidoosten europe, droge warme luchtstroom
  • Tropische, Maritieme lucht: vochtig en hoge temperatuur, omgeving westkust noordafrika, kan zowel koel als warm zijn.
20
Q

Klimaatverandering

A

3 factoren:
-Afwisseling (inter)glacialen: Grote temperatuurschommeling in het Quartair, meerdere oorzaken: Zonnevelkken, verandering stof in atmosfeer, stand aardas, meer ijs door gebergtevorming,

  • Broekaseffect: Atmosfeer bevat broeikagassem (CO2, Waterdamp, ozon, methaan & meer) zorgen ervoor dat niet al het zonlicht terugkaatst, warmte blijft hangen (natuurlijk broeikaseffect) - door mensen: versterkt broeikaseffect > gevolg smelten ijs/gletsjers > stijgen zeespiegel en verwoestijning
  • Extreme weersverschijnselen: Als het warmer wordt nemen de extreme weersomstandigheden ook toe (tornado/orkaan)
21
Q

Orkaan

A

Onstaat alleen in (sub)tropische gebieden boven zeewater van minimaal 27 graden.

22
Q

Tornado

A

Warme lucht stijgt > condensatie > hierbij komt warmte vrij > verdere stijging> kan uiteindelijk niet verder stijgen en valt > werkt de warme luchtstroom naar boven tegen > als er ook horizontale windbeweging is ontstaat een tornado