13 - Demografie Flashcards
Demografie richt zich op:
onderzoeken en beschrijven van de getalsmatige kant van een bevolking
samenstelling / ontwikkeling / dichtheid & spreiding
Bevolkingssamenstelling
Samenstelling van bevolking naar leeftijd en geslacht (belangrijk voor overheid en beleidsmakers)
Leeftijdsdiagram/bevolkingspiramide
statische gegevens op een bepaald moment weergeven > Bestaat uit Cohorten (klassen) van verschillende jaren. Ook wordt diagram gesplitst in mannen & vrouwen
Piramidevorm
Groeiende bevolking: Onderste laag breder? bevolking groeit, hoog geboortecijfer (arme landen)
Granaatvorm
Stationaire bevolking: lage geboortecijfers met langzame groei - rijke landen
Ui-/Urnvorm
Afnemende bevolking: Vergrijzing is een feit, zichtbaar in landen met dalend geboortecijfer en een sterfte overschot (zoals Nederland)
Bevolkingsontwikkeling kan op 2 manieren plaatsvinden:
- Natuurlijke bevolkingsgroei: Aantal inwoners + (Aantal geboortes - aantal sterfte)
- Sociale bevolkingsgroei: Aantal inwoners + (aantal immigranten - aantal emigranten)
Wanneer is iemand migrant? twee voorwaarden:
- Ruimte: vertrekken van ene gebied en vestigen in een ander gebied
- Tijdsduur: moet intentie hebben om zich te vestigen (langer dan een jaar) in ander land(buitenlandse migratie) of gebied(binnenlandse migratie)
Migratiemotief
-Aantrekkingsfactoren/pullfactoren:
Werkgelegendheid/welvaart/vrijheid/huisvesting/ruimte. Ook bijvoorbeeld ervaringsverhalen van bekenden/familie spelen een rol. Er moeten nieuwe kansen en/of betere vooruizichten zijn. Soms gedwongen i.v.m. religie / politiek
-Afstotingsfactoren/pushfactoren:
Vaak zorgen meerdere afstotingsfacoren voor het vertrek uit een gebied: geen werk, geen vooruizichten op betere toekomst, geen scholing en of een laagvoorzieningsniveau in een dorp. Andere pushfactoren zijn:Vervolging, armoede, onderdrukking, oorlogdreiging of fysische: Klimaat, natuurrampen
Migratiesaldo
Is het totaal van vestiging en vertreksaldo
- Vestigingsoverschot = positief migratiesaldo
- Vertrekoverschot = negatief migratiesaldo
Berekenen bevolkingsontwikkeling
Inwoners + (geboorte-sterfte) + (immigranten - emigranten)
Bevolkingsdichtheid (relatieve bevolking)
verhoudign aantal inwonders en gebiedsoppervlakte (inwoners per km2)
Bevolkingsspreiding
wonen er veel mensen op 1km2 dan is het dichtbevolkt/ weinig is dunbevolkt
Ontwikkeling wereldbevolking
- eerst weinig stijging: hoog geboortecijfer (geen voorbehoedsmiddelen & geringe emancipatie) > hoog sterftecijfer door slechte leefomstandigheden
- Snellere groei 2e helft 19e eeuw: industriële revolitue, levensomstandigheden verbeteren in het westen > gemiddelde leeftijd stijgt
Malthusiaans plafon: Te weinig bestaansmiddelen voor een bevolking, de natuur zal in de vorm van malthusiaanse catasrofes (oorlog, hongersnood, epidemiën) vorgen voor peilherstel
Europese bevolking Ui/urnvorm
vergrijzing
Spreiding/dichtheid europa
In noorden van Europa wonen weinig mensen (door klimaat). Dit geld ook voor plaatsen met bergen. Gebieden met hoge bevolkingsdichtheid zijn plaatsen met belangrijke ov verstedelijkte gebieden, vaak vlakke gebieden met gematigd klimaat en goede verbindingswegen > goede handel
Demografisch transitiemodel
Laat patroon zien: eerst daling sterftecijfer en dan later daling geboortecijfer > heeft te maken met economische ontwikkeling van een land (ook buiten Europa van toepassing)
Onderscheiden in 4 fasen:
- Fase 1: Pre-industrieel
- Fase 2: Urbanisatie/industrialisatie
- Fase 3: Ontwikkelde industrialisatie
- Fase 4: Postindustrialisatie
Fase 1: Pre-industrieel:
Hoge geboorte & sterftecijfers > weinig groei/krimp
- trouwen op late leeftijd i.v.m. pas later te kunnen voorzien voor een gezin
- Uitbreken van ziekte, hongersnoden en oorlogen, slechte woon en werkomstandigheden
Fase 2: Urbanisatie/industrialisatie
Lichte stijging geboorte maar sterke daling sterfte
-Medische zorg verbeterende, dus minder baby’s
sterven, tevens meer inkomen uit industrie van dat land
-Verbeterde landbouw > minder voedselschaarste
-betere wetgeving en
volkshuisvesting/riolering/waterleidingen > daling sterftecijfer
Fase 3: Ontwikkelde industrialisatie
Verdere daling geboorte en sterftecijfer (maar kleinver verschil)
- Wetgeving kinderarbeid en volhuisvesting werpen vruchten af > daling sterfte
- Druk voor ouders om kinderen te nemen neemt af > land werd rijker > dus minder nood voor kinderen
- Emancipatie van de vrouw, afnemende invloed kerk en toenemende welvaart> daling geboorte
Fase 4: Postindustrialisatie
Laag geboorte en sterfte cijfer (praktisch gelijk) = stagnatie
-Vergrijzing door verbeterde maatregelen uit vorige fase = verhoogt levensverwachting
- Hoge welvaart en aandacht voor gezond leven
- Vrouwen zijn geëmancipeerd en hebben geen tijd voor groot gezin, kinderen op latere leeftijd
-Verschil levensverwachting tussen mannen en vrouwen wordt kleiner
Nederlandse bevolking, samenstelling
Vroeger: Piramide
Huidig: granaat
Toekomst: ui
Hedendaagse ontwikkeling Nederlandse bevolking samenstelling
Verwachting kleine stijging tot ca. 2060 > naar 17,9mljn > grootste toename in/rond de grote steden.
Hoe kleiner de gemeente > hoe kleiner de groei
Demografisch model toegepast op NL
Fase 1: tot ongeveer 1870
Fase 2: 1870-1880
Fase 3: 1880-1975
Fase 4: vanaf 1975
Nederland:
Natuurlijke groei gaat sloom maar migratie gaat/ging erg hard na ongeveer 1950 door:
- Postkoloniale migratie: indonesie, suriname, antillianen
- Arbeidsmigratie: Rond jaren vijftig stimuleerde NL actieve emigratie
Postkoloniale migratie
- Na onafhankelijkheid indonesië kwamen ca. 280.000 indische nederlanders terug.
- Migratie uit suriname, bijna een derde verliet het land, mensen moesten tijdig kiezen tussen Suriname of Nederland
- Antillianen, door automatisering waren minder mensen nodig voor de olieraffinaderijen. veel mensen trokken er weg om in NL te werken
Arbeidsmigratie
Rond jaren vijftig stimuleerde NL actieve emigratie > zo kon druk op arbeidsmarkt worden verlicht > australie gaf werkloze boeren finacniele steun om hen naar australie te krijgen.
Anderszijds begon NL arbeidsmigranten toe te laten:
-zuideuropese migranten (italianen tussen 1949-1975). werkten veelal in de mijnen in limburg
- Daarna spanjaarden, veelal door andere motieven emigreren zij:Politiek verdeeldheid, armoede plattenland, vrijheid en vlucht voor dictatuur, hoogtepunt in 1973, vele keerde overigens later weer terug
- Verdrag met griekenland(1966)/portugal en joegoslavië voor arbeidsmigranten
- In 1964 verdrag met turkije, vooral jonge mannen > kwamen tercht in textiel/wegenbouw/scheepsbouw > zij vormende de voorhoeden voor de grotere migratie die daarop volgde.
- 1969 verdrag met marokko, van deze eerste groep bleef slechts 30% definitief. Men liet vrouw en kinderen uit geboorteland overkomen. Al ging een groot deel dus terug.
nog een golf migranten: vluchtelingen door oorlogen
Westen(randstad) van NL is ruim 4x zo dichtbevolkt als het noorden, gebrek aan ruimte moet worden opgevangen in de flevopolder (almere /lelystad)