13 - Demografie Flashcards

1
Q

Demografie richt zich op:

A

onderzoeken en beschrijven van de getalsmatige kant van een bevolking

samenstelling / ontwikkeling / dichtheid & spreiding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Bevolkingssamenstelling

A

Samenstelling van bevolking naar leeftijd en geslacht (belangrijk voor overheid en beleidsmakers)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Leeftijdsdiagram/bevolkingspiramide

A

statische gegevens op een bepaald moment weergeven > Bestaat uit Cohorten (klassen) van verschillende jaren. Ook wordt diagram gesplitst in mannen & vrouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Piramidevorm

A

Groeiende bevolking: Onderste laag breder? bevolking groeit, hoog geboortecijfer (arme landen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Granaatvorm

A

Stationaire bevolking: lage geboortecijfers met langzame groei - rijke landen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Ui-/Urnvorm

A

Afnemende bevolking: Vergrijzing is een feit, zichtbaar in landen met dalend geboortecijfer en een sterfte overschot (zoals Nederland)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Bevolkingsontwikkeling kan op 2 manieren plaatsvinden:

A
  • Natuurlijke bevolkingsgroei: Aantal inwoners + (Aantal geboortes - aantal sterfte)
  • Sociale bevolkingsgroei: Aantal inwoners + (aantal immigranten - aantal emigranten)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wanneer is iemand migrant? twee voorwaarden:

A
  • Ruimte: vertrekken van ene gebied en vestigen in een ander gebied
  • Tijdsduur: moet intentie hebben om zich te vestigen (langer dan een jaar) in ander land(buitenlandse migratie) of gebied(binnenlandse migratie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Migratiemotief

A

-Aantrekkingsfactoren/pullfactoren:

Werkgelegendheid/welvaart/vrijheid/huisvesting/ruimte. Ook bijvoorbeeld ervaringsverhalen van bekenden/familie spelen een rol. Er moeten nieuwe kansen en/of betere vooruizichten zijn. Soms gedwongen i.v.m. religie / politiek

-Afstotingsfactoren/pushfactoren:

Vaak zorgen meerdere afstotingsfacoren voor het vertrek uit een gebied: geen werk, geen vooruizichten op betere toekomst, geen scholing en of een laagvoorzieningsniveau in een dorp. Andere pushfactoren zijn:Vervolging, armoede, onderdrukking, oorlogdreiging of fysische: Klimaat, natuurrampen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Migratiesaldo

A

Is het totaal van vestiging en vertreksaldo

  • Vestigingsoverschot = positief migratiesaldo
  • Vertrekoverschot = negatief migratiesaldo
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Berekenen bevolkingsontwikkeling

A

Inwoners + (geboorte-sterfte) + (immigranten - emigranten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Bevolkingsdichtheid (relatieve bevolking)

A

verhoudign aantal inwonders en gebiedsoppervlakte (inwoners per km2)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Bevolkingsspreiding

A

wonen er veel mensen op 1km2 dan is het dichtbevolkt/ weinig is dunbevolkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Ontwikkeling wereldbevolking

A
  • eerst weinig stijging: hoog geboortecijfer (geen voorbehoedsmiddelen & geringe emancipatie) > hoog sterftecijfer door slechte leefomstandigheden
  • Snellere groei 2e helft 19e eeuw: industriële revolitue, levensomstandigheden verbeteren in het westen > gemiddelde leeftijd stijgt

Malthusiaans plafon: Te weinig bestaansmiddelen voor een bevolking, de natuur zal in de vorm van malthusiaanse catasrofes (oorlog, hongersnood, epidemiën) vorgen voor peilherstel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Europese bevolking Ui/urnvorm

A

vergrijzing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Spreiding/dichtheid europa

A

In noorden van Europa wonen weinig mensen (door klimaat). Dit geld ook voor plaatsen met bergen. Gebieden met hoge bevolkingsdichtheid zijn plaatsen met belangrijke ov verstedelijkte gebieden, vaak vlakke gebieden met gematigd klimaat en goede verbindingswegen > goede handel

17
Q

Demografisch transitiemodel

A

Laat patroon zien: eerst daling sterftecijfer en dan later daling geboortecijfer > heeft te maken met economische ontwikkeling van een land (ook buiten Europa van toepassing)

Onderscheiden in 4 fasen:

  • Fase 1: Pre-industrieel
  • Fase 2: Urbanisatie/industrialisatie
  • Fase 3: Ontwikkelde industrialisatie
  • Fase 4: Postindustrialisatie
18
Q

Fase 1: Pre-industrieel:

A

Hoge geboorte & sterftecijfers > weinig groei/krimp

  • trouwen op late leeftijd i.v.m. pas later te kunnen voorzien voor een gezin
  • Uitbreken van ziekte, hongersnoden en oorlogen, slechte woon en werkomstandigheden
19
Q

Fase 2: Urbanisatie/industrialisatie

A

Lichte stijging geboorte maar sterke daling sterfte

-Medische zorg verbeterende, dus minder baby’s
sterven, tevens meer inkomen uit industrie van dat land

-Verbeterde landbouw > minder voedselschaarste

-betere wetgeving en
volkshuisvesting/riolering/waterleidingen > daling sterftecijfer

20
Q

Fase 3: Ontwikkelde industrialisatie

A

Verdere daling geboorte en sterftecijfer (maar kleinver verschil)

  • Wetgeving kinderarbeid en volhuisvesting werpen vruchten af > daling sterfte
  • Druk voor ouders om kinderen te nemen neemt af > land werd rijker > dus minder nood voor kinderen
  • Emancipatie van de vrouw, afnemende invloed kerk en toenemende welvaart> daling geboorte
21
Q

Fase 4: Postindustrialisatie

A

Laag geboorte en sterfte cijfer (praktisch gelijk) = stagnatie

-Vergrijzing door verbeterde maatregelen uit vorige fase = verhoogt levensverwachting

  • Hoge welvaart en aandacht voor gezond leven
  • Vrouwen zijn geëmancipeerd en hebben geen tijd voor groot gezin, kinderen op latere leeftijd

-Verschil levensverwachting tussen mannen en vrouwen wordt kleiner

22
Q

Nederlandse bevolking, samenstelling

A

Vroeger: Piramide
Huidig: granaat
Toekomst: ui

23
Q

Hedendaagse ontwikkeling Nederlandse bevolking samenstelling

A

Verwachting kleine stijging tot ca. 2060 > naar 17,9mljn > grootste toename in/rond de grote steden.

Hoe kleiner de gemeente > hoe kleiner de groei

24
Q

Demografisch model toegepast op NL

A

Fase 1: tot ongeveer 1870
Fase 2: 1870-1880
Fase 3: 1880-1975
Fase 4: vanaf 1975

25
Q

Nederland:

Natuurlijke groei gaat sloom maar migratie gaat/ging erg hard na ongeveer 1950 door:

A
  • Postkoloniale migratie: indonesie, suriname, antillianen

- Arbeidsmigratie: Rond jaren vijftig stimuleerde NL actieve emigratie

26
Q

Postkoloniale migratie

A
  • Na onafhankelijkheid indonesië kwamen ca. 280.000 indische nederlanders terug.
  • Migratie uit suriname, bijna een derde verliet het land, mensen moesten tijdig kiezen tussen Suriname of Nederland
  • Antillianen, door automatisering waren minder mensen nodig voor de olieraffinaderijen. veel mensen trokken er weg om in NL te werken
27
Q

Arbeidsmigratie

A

Rond jaren vijftig stimuleerde NL actieve emigratie > zo kon druk op arbeidsmarkt worden verlicht > australie gaf werkloze boeren finacniele steun om hen naar australie te krijgen.

Anderszijds begon NL arbeidsmigranten toe te laten:
-zuideuropese migranten (italianen tussen 1949-1975). werkten veelal in de mijnen in limburg

  • Daarna spanjaarden, veelal door andere motieven emigreren zij:Politiek verdeeldheid, armoede plattenland, vrijheid en vlucht voor dictatuur, hoogtepunt in 1973, vele keerde overigens later weer terug
  • Verdrag met griekenland(1966)/portugal en joegoslavië voor arbeidsmigranten
  • In 1964 verdrag met turkije, vooral jonge mannen > kwamen tercht in textiel/wegenbouw/scheepsbouw > zij vormende de voorhoeden voor de grotere migratie die daarop volgde.
  • 1969 verdrag met marokko, van deze eerste groep bleef slechts 30% definitief. Men liet vrouw en kinderen uit geboorteland overkomen. Al ging een groot deel dus terug.

nog een golf migranten: vluchtelingen door oorlogen
Westen(randstad) van NL is ruim 4x zo dichtbevolkt als het noorden, gebrek aan ruimte moet worden opgevangen in de flevopolder (almere /lelystad)