14 - Urbanisatie en stedelijke problematiek Flashcards

1
Q

Periferie

A

begrip dat “randgebied” of “achterland” betekent

arm, gericht op primaire sector

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Semi periferie

A

De economie is sterk gericht op industriële activiteit (secundaire sector), maar er is vaak ook een groeiende dienstensector;

Er is vaak een sterke economische groei en het gemiddeld inkomen stijgt (bijvoorbeeld in de BRIC-landen). Dit leidt overigens ook tot groeiende ongelijkheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Centrum landen

A

De economie is voornamelijk gebaseerd op dienstverlening (tertiaire sector)

Er is veel (technologische) kennis en kapitaal aanwezig

Gefocust op de winstgevende kanten van de productieketen, bijvoorbeeld design en marketing

Hoog gemiddeld inkomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Industrialisatie

A

overgang van ambachtelijk werk naar fabriekwerk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Mechanisatie

A

komst van machines > minder arbeidskrachten nodig landbouw > aandachtspunt werk verschoof van platteland naar stad.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Urbanisatie (verstedelijking)

A

Trek van platteland naar de stad

Omdat veel mensen in stad kwamen werd het hier te druk/smerig >
ontstonden vervolgens pushfactoren >
mensen trekken weg = suburbanisatie
(vooral jonge mensen beter opgeleide mensen met middel/hoge inkomens)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Groeikernen

A

kleine nabijgelegen gemeente die suburbanisatie moeten opvangen > groeien langzaam uit in stadsgewesten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Stadsvernieuwing

A

Oude woonwijken vernieuwende ter verbetering leefbaarheid > gevolg is re-urbanisatie (terugtrekken naar de stad)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Stad

A

Vroeger bepaald door stadsrechten en aanwezigheid vestingwerken (verdediging) > tegenwoordirg bepaald door:

vormkenmerken
bewoner kenmerken
functiekenmerken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Vormkenmerken (Stad)

A

Grootte van een plaats > bepaald door omgevingsadressendichteid (aantal adressen binnen straal van 1km)

stad = nederzetting waar gebouwen dicht op elkaar staan met vaak hoogbouw, veel mensen, hoge bevolkingsdichtheid, werk en voorzieningen zijn geconcentreerd

Dorp = nederzetting zonder hoogbouw, veel ruimte rond huizen, weinig mensen, minder voorzieningen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Bewonerskenmerken (Stad)

A

Stad kent grotere sociale verscheidenheid van een dorp, er is minder sociale controle, mensen kennen elkaar niet/minder goed. ieder gaat zijn eigen gang en tolerantie voor afwijkend gedrag is (in tegenstelling tot dorpen) groter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Functiekenmerken (Stad)

A

Een plek kan verschillende functies voor bewoners uitoefenen, hoe meer functies de plaats heeft hoe groter het verzorgingsgebied = is gebied waar gebruikers van een bepaalde voorziening wonen. > aantal voorzieningen in dit gebied is afhankelijk van:

Reikwijdte
Draagvlak
Drempelwaarde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Reikwijdte

A

maximale afstand die mensen willen reizen om voorziening te gebruiken (ikea = groot / supermarkt = klein)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Draagvlak

A

Het totale aantal mensen binnen de reikwijdte van het verzorgingsgebied (dorp heeft bijvoorbeeld wel een huisarts maar geen ziekenhuis)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Drempelwaarde

A

Minimale aantal klanten dat nodig is om te kunnen bestaan (bedrijf, bioscoop, universiteit etc.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Steden hebben meer functies:

A

Verzorgings/voorzieningsniveau is hoger

wordt bepaald door 4 sectoren:
onderwijs - medische zorg -winkels - sport/ontspanning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Centrale-plaatsentheorie

A

levert plaats niet alleen diensten aan bedrijven en inwoners zelf maar ook aan de omgeving?

dan is deze plaats een centrale plaats.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Agglomeratie

A

Stad waar omliggende steden en dorpen aan vastgegroeid zijn = centrale stad met omliggende voorsteden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Stadsgewest

A

Wanneer er spraken is van hecht netwerk tussen één of enkele centrale steden en hun verzorgingsgebied = groter dan een agglomeratie.

Tussen stadsgewesten zit vaak weinig ruimte/bijna aan elkaar gegroeid. Het buitengebied heet de suburbane zone

20
Q

Stedelijk gebied

A

gebied bestaande uit betrekkelijk dicht bij elkaar gelegen stadsgewesten die functioneel verbonden zijn = stedelijk netwerk (samenwerkingsverband tussen steden) zoals de Randstad

21
Q

Wereldstad

A

een belangrijk economisch/cultureel/politiek centrum in wereld

3 categoriën:
Alf: NY, Tokio,Parijs,Hongkong
Beta: Toronto, Brussel
Gamma: Amsterdam,Rome, Berlijn)

22
Q

Megastad

A

meer dan 10miljoen mensen. Enorme steden in de (Semi)-periferie waardoor het geen wereldsteden zijn. Groeien snel door hoge natuurlijke groei, vestigingsoverschot en opname van randsteden. ca. 80% woont in sloppenwijken

23
Q

Blackholes

A

Grote steden welke het niet lukt mee te doen op mondiaal niveau (lage koopkracht, onrustig gebied, onwenselijke nationale of politieke ideologie) zoals bv: Bagdag, Lagos, Teheran > moeten vaak rondkomen van eigen landbouw,grondstoffen,voorzieningen

24
Q

Grote en middelgrote stedelijke problematiek

A

Leefbaarheid staat onder druk,

moeilijker bereikbaar,

sociaal-culturele problemen door multiculturele samenleving

25
Q

-Probleem 1 Stedelijke problematiek :

Stedelijke Leefbaarheid

A

Mate waarin de woningen in een wijk voldoen aan de woonwensen van bewoner en mate waarin woonomgeving als veilig, sociaal, schoon en gezond wordt ervaren.

Wijken die onder druk staan > verloederen (Buurtprofiel kan iets zeggen over de leefbaarheid)

26
Q

Woning kenmerken

A

Ouderdom(bouwjaar)

eigendom(particulier,verhuur,socialehuur)

woningtype (hoekwoningen, vrijstaand, 2 onder 1 kap)

Onderhoudstoestand

Marktwaarde

27
Q

Bewonerskenmerken

A

Huishoudgrootte: hoeveel volwassenen/kinderen
Etniciteit: hoe is bevolking samengesteld, gelet op etnische afkomst?

Inkomen: inkomsten verdeling over de buurt, gemiddelde hoogte per huishouden/aantal bijstand & werkeloosheidspercentage

Gezinsfase: gemiddelde leeftijd buurt? leeftijdsopbouw van de buurt

28
Q

Woonomgeving

A

Hoedanigheid van een buurt gelet op voorzieningen en de sociale omgeving >

deels objectief middels statistieken, en deel op subjectieve oordeel bewoners(afhankelijk van persoonskenmerken zoals leeftijd, opleidingsniveau,geslacht)

29
Q

Openbare ruimte

A

grondgebied in de wijk, eigendom en in beheer van overheid > Beoordeling leefbaarheid openbare ruimte op basis van:

Toegankelijkheid: hoe gemakkelijk te bezoeken/betreden?

onderhoudstoestand: hoeveel geld en tijd besteed aan behouden van kwaliteit
overzichtelijkheid: mate van overzien in verband met plaatsbepaling/vinden van de weg en veiligheid
toezicht: hoeveel tijd/geld aan toezichthouden op de openbare ruimte?

30
Q

Leefbaarheid vergroten

A

Er zijn veel achterstandswijken(probleemwijken)

Die hebben achterstand ten opzichte van andere wijken op gebied van leefbaarheid

vooral te vinden in randstad in oude arbeiderswijken

31
Q

Cityvorming

A

Wederopbouw van stad, woonfunctie moest plaatsmaken voor werkfunctie

32
Q

Stadsvernieuwing

A

renovatie, samenvoeging of sloopnieuwbouw

33
Q

Grote stedenbeleid (GSB)

A

Doel is het wonen, werken en leven in aangesloten steden verbeteren (zorgen voor werk en inkomsten, onderwijs, veiligheid, zorg, leefbaarheid)

34
Q

Krachtwijken & Prachtwijken

A

Probleemwijken waarin extra investeringen werden gedaan om kracht/prachtwijk te worden > herstructurering was nodig (ingrijpend verbeteren van de wijk)

35
Q

Gentrificatie

A

als bevolkingsroep met hoge sociaaleconomische status zich vestigt in buurt met lage status

de buurt krijgt meer status/ de stedelijke kwaliteit verbeterd

36
Q

Probleem 2 stedelijke problematiek:

Bereikbaarheid van steden

A

Toegankelijkheid is belangrijk, slecht bereikbare stad verliest zijn centrale functie en ervaart economische nadelen.

Autovrije centra:
-Auto’s zo veel mogelijk uit stadscentrum geweerd(betaald parkeren/vergunning)

-Aan rand stad goedkoop/gratis parkeren (transferia) en met ov naar stad

  • aanvoer goederen winkels zo veel mogelijk snachts
  • Openbaarvervoernetwerk verbeteren

-Gebruik van eenrichtingsverkeer

Uitbreiden capaciteit van de wegen: kans is groter dat de wege het vele verkeer aankunnen: kan door aanleggen nieuwe wegen of aanleggen extra rij/spitsstroken (is overigens erg duur) vaak gedaan middels publiek-private samenwerking

Gebruik OV bevorderen: Goedkoop en betrouwbaar OV kan verkeersaanbod op de wegen in stad verminderen

37
Q

Vinex-Wijken

A

Vierde Nota Ruimtelijke Ordering Extra = zoveel mogelijk bouwen in en aan de bestaande steden ten behoeven van stedelijke kwaliteit en milieu

38
Q

Probleem 3: Sociaal-cultureel vraagstuk

Meeste steden zijn multicultureel geworden (mix van bevolkingsgroepen:

Autochtonen, westerse allochtonen, niet westerse allochtonen in één stad)

Positief gevolg/negatief gevolg

A

Positief gevolg: Verrijking van de reeds aanwezige cultuur

Nadelig gevolg: Vaak zwakke sociaaleconomische positie van migranten vooral ten aanzien van eht wonen en positie op arbeidsmarkt > gevolg is segregatie, polaristatie, duale arbeidsmarkt

39
Q

Segregatie & Polarisatie:

A

Veel allochtonen zij aangewezen op sociale huurwoningen en wonen bij elkaar in de buurt >

scheiden van andere bevolkingsgroepen = ruimtelijke segregatie

Hierdoor geen/nauwelijks contact met autochtone bevolking > culturele afzondering = sociale segregatie

Dit versterkt tegenstelling tussen bevolkingsgroepen met als gevolg polarisatie

40
Q

Duale arbeidsmarkt

A

Duidelijke boven en onderlaag > betreft kenmerken zoals: werkzekerheid, beloning, carriermogelijkheden, bijscholingsmogelijkheden

Bovenlaag scoren hierin goed,

onderlaag scoren slechter en weinig kans tot bovenlaag door te dringen

Onderlaag wordt doorgaans gevormd door niet westerse allochtonen, positie verklaard door:

  • Opleidingsniveau (taal/kennis verschil)
  • Discriminatie
41
Q

Stad van de toekomst

A

Huidige samenleving is een informatiemaatschappij =

Creatie, distributie, verspreiding van informatie is een belangrijke economische, politieke en culturele activiteit

42
Q

Kenniseconomie

A

ontwikkeling en overdracht van kennis

zorgt voor groei welvaart en innovatie
is een vereisten voor internationale concurrentie

43
Q

Netwerkstad

A

stedelijk gebied waarin samenwerking en onderlinge contacten de vormgeving en toekomst van de stad bepalen

(vooral grote steden beschikken over grote netwerken en zijn motor van onze kenniseconomie)

44
Q

Brainport

A

Regio gekenmerkt door aanwezigheid van (internationale) Tech bedrijven en kennisinstellingen

45
Q

creatieve stad

A

Creatieve economie wordt ook steeds belangrijker >

Creatieve stad waarin nieuwe ontwikkelingen en innovaties erg gestimuleerd worden