10 - Landschapszones Flashcards
Zonaliteit
samenhang tussen bodem, klimaat en natuurlijke begroeiïng
door zonaliteit kunnen we (natuurlijke) landschapszones onderscheiden. Er zijn er 6:
-Polaire zone:
Poolgebied, ten noorden van noordpoolcirkel en ten zuiden van zuidpoolcirkel, gekenmerkt door extreem lage temperatuur, veel ijs/sneeuw & weinig planten. Neerslag verdampt nauwelijks, veel vocht maar geen humificatie ( te koud)
-Boreale zone
Noordelijke zone), bevindt zich alleen op noordelijk halfrond ten noorden van gematigde zone. in zomer is temperatuur hoger dan 10 maar niet boven 15, dus weinig tot geen loofbomen. gekenmerkt door naaldbossen(taiga) lage struiken en grassen. Bij te lage temperatuur vooral boomloze vlaktes(toendra’s). landklimaat met koude strenge en lange winters. Er kan permafrost optreden (enkel bovenlaag in zomer ontdooid), smeltwater kan niet wegzakken > papperige ondergrond
-Gematigde zone
Gebied tussen de keerkringen en de poolcirkel > gekenmerkt door vochtig klimaat met gematigde temperaturen. duidelijke seizoenen > veel vegetatie welke bepalend is door klimaat, vooral loofbomen
-Subtropische zone
Tussen gematigde en tropische zone, gekenmerkt door tropische zomer maar niet tropische winter (mediterraan klimaat) vegetatie bestaat uit altijdgroene bomen en struiken. Zomers weinig neerslag en veel verdamping (dus verdroging) humusproductie is laag, bodems hebben nauwelijks of geen donkere horizont, veelal roodachtig bodems
Aride zone
Geen specifieke ligging, op bijna elk continent te vinden > zo weinig neerslag dat er savannen, steppen, woestijnen te vinden zijn. Op savanne nog wel enkele bomen, maar steppen totaal niet (wel grassen). in woestijn vallen vooral cactussen op
-Tropische Zone
Gebied tussen beide keerkingen, warm en vochtig met veel vegatie, temperatuur hele jaar ca 25-30 graden. Veel neerslag, bodem is niet erg vruchtbaar door grote hoeveelheid neerslag en temperatuur is er weinig humus, bodems zijn rood van kleur
Zonale bodems zijn:
bodems met goed ontwikkelde bodemhorizonten welke karakteristiek zijn voor bepaalde klimaatzone
Zijn gekoppeld aan een klimaat en lopen dus vooral van oost naar west. breedte ligging speelt dus belangrijke rol voor onderscheid tussen zonale bodems.
storende elementen
- Reliëf: gebergte kan een storende factor zijn (wind en vocht/neerslag komt er niet langs)
- Liggen ten opzichte van grote wateroppervlakten: de bijbehorende windrichting is een factor, als wind landinwaarts is gericht zal in de zomer een overwegend afkoelende invloed zijn met veel vocht. in de winter relatief warm.
Podsolbodem
Vooral in noord-europa waar een neerslagoverschot heerst. Humusrijke toplaag, bleke/grijzige uitspoelingslaag en een oorspronkelijke bodem. gevormd door Podsolisatie = eewenoud proces van uitspoeling en inspoeling in dekzand (eolische afzetting). bodem is niet heel erg voedzaam omdat de voedzame bovenlaag erg dun is
Subtropische Bodem:
Stijging van temperatuur en neerslag > bacteriën zijn actiever > minder humusvorming en dus minder humuszuren(breek ijzer af) > ijzerdeeltjes blijven achter in bodem en oxideren > rode bodem als gevolg > veel regen in tropen zorgt voor veel uitspoeling en is erg onvruchtbaar(latosol bodem = baksteenbodem, geen duidelijke horizonten).
Tsjernozem
bodem met dikke zwarte humusrijke bovenlaag en hoog kalgehalte. Produceert wereldvoeselvooraad. Proces van ontstaan het tsjernozemisering. Vooral te vinden op steppen met beperkte neerslag, er blijft veel organisch materiaal over voor humuslaag en beperkte uitspoeling.
Azonale bodem
vaak jonge bodem met weinig bodemvorming, zijn niet gebonden aan klimaat: komen voor in noord Rusland Siberië canada Alaska China Bangladesh
Intrazonale bodem
wijken niet door leeftijd maar door andere oorzaak sterk af van het zonale beeld. Bodems waar één of meer bodemvormende factoren sterk overheersen
Landdegradatie
Landschap zones veranderen door (intensief) menselijk gebruik > biologische en economische productiecapaciteit vermindering