3.5-3.6-3.7 la brûlure - vacciner - l'infection Flashcards
de brandwonde
la brûlure
de eerstegraads brandwonde
la brûlure au premier degré
de tweedegraads brandwonde
la brûlure au deuxième degré
de chemische brandwonde
la brûlure chimique
de elektrische brandwonde
la brûlure électrique
de brandwonde afkoelen door ze te besproeien/overgieten
refroidir/rafraîchir la brûlure en l’arrosant
onmiddellijke afkoeling van de verbrande zone
le refroidissement immédiat de la zone brûlée
onder koud stromend water blijven houden
maintenir sous l’eau courante froide
onmiddellijke pijnvermindering
la diminution immédiate de la douleur
de kleren uittrekken
retirer/enlever/ôter les vêtements
de schoenen uittrekken
retirer/enlever/ôter les chaussures
niet uittrekken wat aan de huid kleeft
ne pas ôter ce qui colle à la peau
de blaar
l’ampoule (f.) / la cloque / la bulle
Flamigel op de wonde aanbrengen
appliquer Flamigel sur la plaie
bedekken
couvrir
doorprikken
percer
openbarsten
s’ouvrir
verschijnen van blaasjes
l’apparition (f.) de vésicules (f.)