1.7 Le traitement Flashcards
1
Q
behandeling
A
le traitement
2
Q
aanraden, adviseren
A
conseiller (quelque chose à quelqu’un)
3
Q
goede raad, goed advies
A
un bon conseil
4
Q
het bed houden
A
garder le lit
5
Q
rusten
A
se reposer
6
Q
genezen
A
guérir
7
Q
genees snel
A
guéris/guérissez vite!
8
Q
herstellen (beter worden)
A
se rétablir
9
Q
spoedig herstel
A
Prompt rétablissement!
10
Q
aan de beterhand zijn
A
être en convalescence (f)
11
Q
weer op de been zijn
A
être à nouveau sur pied
12
Q
zich laten verzorgen
A
se faire soigner
13
Q
zich beter voelen
A
se sentir mieux
14
Q
geruststellen
A
rassurer
15
Q
bijkomend onderzoek
A
un examen supplémentaire