3.1. Les premiers secours Flashcards
Help!
au secours!
noodgeval
l’urgence (f)
in geval van nood
en cas d’urgence
noodnummer
le numéro d’urgence/de secours
redden
sauver
hulpdiensten
les services de secours (m pl)
eerstehulpdienst
le service des urgences
medische ploeg
l’équipe médicale (f)
ambulancedienst
le SAMU (sevice d’aide médicale urgente/d’urgence)
medische interventievoertuig
le véhicule d’intervention médicalisé (VIM)
MUG
SMUR (service mobile d’urgence et de réanimation)
berrie, brancard
la civière, le brancard
de redder
le sauveteur/la sauveteuse
opblaasbare immobilisatiematras
le matelas immobilisateur à dépression
ambulancechauffeur
l’ambulancier/l’ambulancière
eerstehulpverlener
le/la secouriste
EHBO
le secourisme
(de) eerste hulp toedienen
donner les premiers secours/les premiers soins
identiteitskaart
la carte d’identité
bloedgreopkaart
la carte de groupe sanguin
bloedgroep
le groupe sanguin
spoedarts
un(e) urgentiste/un médecin urgentiste
ziekenhuis
l’hôpital (m)
ziekenhuisopname
l’hospitalisation (f)
dringende operatie
l’opération urgente/l’opération urgentiste
operatiekamer
la salle d’opération
intensive care
l’unité de soins intensifs (f)
beschermen
protéger
derden beschermen
protéger le tiers
zichzelf beschermen
se protéger (soi-même)
de bescherming
la protection
de bescherming van iemand verzekeren
assurer la protection de quelqu’un
bijzonder interventieplan
le plan particulier d’intervention
noodtoestand afkondigen
décréter l’état d’urgence
evacuatie
l’évacuation (f)
noodprocedures
les procédures d’urgence (f)
potentiële gezondheidriciso’s
les risques (m) de santé potentiels
ramp, catastrofe
la catastrophe
natuurramp
la catastrophe naturelle
ramppreventie
la prévention de catastrophe
risicomanifestatie
la manifestation à risque
veiligheid
la sécurité
veilige werkmethode
la méthode de travail sûre
voorzorgsmaatregelen nemen
prende des mesures (f) de précaution
slachtoffer
la victime
toestand (van het slachtoffer)
l’état (m) (de la victime)
het slachtoffer is bezweet
la victime est couverte de sueur
het slachtoffer heef het koud
la victime a froid
ongeval ‘
l’accident (m)
de ernst (van het ongeval)
la gravité (de l’accident)
ernstige nawerking, nasleep, gevolgen
des séquelles (f) graves
de plaats van het ongeval afschermen
protéger le lieu de l’accident
de plaats van het ongeval afbakenen
baliser (le lieu de ) l’accident
aantal betrokkenen
le nombre d’impliqués
omstandigheden
les circonstances (f)
ongedeerd
indemne
tragisch gevolg
la conséquence tragique
trauma
le traumatisme
aanval, crisis
la crise
astam-aanval
la crise d’asthme
zenuwcrisis
la crise de nerfs
epilepsieaanval
la crise d’épilepsie
duur van de aanval
la durée de la crise
uitlokkende factor
le facteur déclenchant
koortsstuipen
les convulsions (f) fébriles
ongecoördineerde bewegingen van ledematen en hoofd
les mouvements non coordonnés des membres et de la tête
spasmes
les spasmes (m)
stuiptrekkingen
les convulsions (f)
spiersamentrekking
la secousse musculaire
meubels verwijderen
éloigner les meubles
voorwerpen rond hem wegschuiven opdat hij zich niet zou kwetsen
écarter les objets autour de lui pour qu’il ne se blesse pas (pour que + subjonctif)
afwijking, onregelmatigheid
l’anomalie (f)
angstgevoel
la sensation d’angoisse
bleek
pâle
bleekheid
la pâleur
bleek worden
pâlir
lijkbleek zijn
être blanc comme un linge
duizelig zijn
avoir un vertige/des vertiges
gevoel van zwakte
la sensation de faiblesse
intense pijn
la douleur intense
misselijkheid
la nausée/des nausées
polsslag (vertraagd/snel)
le pouls (ralenti, rapide)
stoornis
les troubles (le plus souvent au puriel)
(tijdelijke) verlamming
la paralysie (temporaire)
het overmatig zweten
des sueurs (f) abondantes
vitale functies
les fonctions vitales
ademhaling
la respiration (il respire)
bewustzijn
la conscience (il réagit)
bloedsomloop
la circulation sanguine ( le coeur bat)
parameter
le paramètre
liggende houding
la position allongée
stabiele zijligging
la position latérale de sécurité (PLS)
zittende houding
la position assise
halfzittende houding
la position demi-assise
