2.3 Le système cardiovasculaire Flashcards
het bloed
le sang
de ader
la veine
de slagader
l’artère (f.)
de kransslagader
l’artère coronaire (f.)
de hartslagader
l’aorte (f.)
de longslagader
l’artère pulmonaire
het bloedvat
le vaisseau sanguin
de haarvaten
les (vaisseaux) capillaires (m.)
de cel
la cellule
de witte bloedcel
le globule blanc/ le leucocyte
de rode bloedcel
le globule rouge/ l’érythrocyte (m.)
het bloodplaatje
la plaquette/ le thrombocyte
het weefsel
le tissu
het hart
le cOEur
de aorta
l’aorte (f.)
de longader
la veine pulmonaire
de longslagader
l’artère pulmonaire (f.)
de holle ader
la veine cava (inférieure/supérieure)
de hartboezem, het atrium
l’oreillette (f.)
de hartkamer, het ventrikel
le ventricule
het hartoortje
l’auricule (f.)
de aortaklep
la valve aortique
de mitralisklep
la valve / la valvule mitrale
de pulmonalisklep
la valve pulmonaire
de tricuspidklep
la valve / la valvule tricuspide
de hartritmestoornis
l’arythmie (cardiaque) (f.)