2.9 Les appareils génitaux Flashcards
de baarmoeder
l’utérus (m.)
de baarmoederhals
le col de l’utérus
het baarmoederslijmvlies
l’endomètre (m.)
de baarmoederspier
le myomètre
de eicel
l’ovocyte (niet rijp) (m.) , l’ovule (gerijpt) (m.)
de eierstok
l’ovaire (m.)
de eileider
la trompe utérine / la trompe de Fallope
de follikel
le follicule (ovarien)
het maagdenvlies
l’hymen (m.)
de schaamlippen
les (grandes/petites) lèvres (f.)
de schaamspleet
la vulve
de schede
le vagin
de borsten
les seins (m.)
de borstspier
le muscle pectoral
de borstvoeding
l’allaitement (m.)
borstvoeding geven
allaiter
de borstklier/melkklier
la glande mammaire
de melkklier
le lobule mammaire
de melkgang
le canal galactophore
de tepel
le mamelon
het tepelhof
l’aréole (f.)
de penis
le pénis
de eikel
le gland
de testikel
le testicule
de balzak
le scrotum
de bijbal
l’épididyme (m.)
de prostaat
la prostate
sperma
le sperme / le semence
de voorhuid
le prépuce
het zaadblaasje
la vésicule séminale
de zaadleider
le canal déférent / le conduit séminal
de zwellichamen
les corps caverneux
het sponslichaam
le corps spongieux
de zwangerschap
la grossesse
zwanger zijn
être / se retrouver enceinte
zwanger worden
tomber enceinte
(zwangerschaps)striemen
les vergetures (f.)
de zwangerschapstest
le test de grossesse
de zwangerschapvergiftiging
la toxémie/néphropathie gravidique
de buitenbaarmoederlijke zwangerschap
la grossesse ectopique / extra-uterine
de schijnzwangerschap
la grossesse nerveuse / la fausse grossesse
amenorroe
l’aménorrhée (f.)
de biologische klok tikt
l’horloge (f.) biologique tourne
het foliumzuur
l’acide (m.) folique
de keizersnede, sectio
la césarienne
de multipara
la multipare
de nullipara
la nullipare
de primipara
la primipare
de proefbuisbaby
le bébé éprouvette
de verloskundige
l’obstétricien(ne)
de vroedvrouw
la sage-femme
de abortus
l’IVG (l’interruption volontaire de grossesse) / l’avortement (m.)
abortus plegen
se faire avorter
het miskraam
la fausse couche / l’avortement spontané
een miskraam hebben
faire une fausse couche
de SOA
l’IST (infection sexuellement transmissible) (f)
de besnijdenis
la circoncision
de draagmoeder
la mère porteuse/de substitution/d’emprunt
het draagmoederschap
la maternité de substitution
de voortplanting
la procréation
de kunstmatige voortplanting
la procréation médicalement assistée
de kunstmatige inseminatie
l’insémination artificielle
insemineren
inséminer
IVF
la FIV (la fécondation in-vitro)
de anticonceptie
la contraception
de coïtus interruptus
le coït interrompu
het condoom
le préservatif
onvruchtbaar
infécond
bevallen
accoucher de (d’un fils/d’une fille)
de bevalling
l’accouchement
de vruchtbaarheid
la fécondité
het vruchtbaarheidscijfer
le taux de fécondité
epidurale
la péridurale
de kalendermethode
la méthode du calendrier
de morning-afterpil
la pilule du lendemain
het pessarium
le diaphragme
de pil
la pilule
de sterilisatie
la stérilisation masculine/féminine
de eileiders afbinden
ligaturer les trompes
het spiraaltje
le DIU (le dispositif intra-utérin) / le stérilet (au cuivre/hormonal)
de temperatuurmethode
la méthode des températures
de vaginale ring
l’anneau vaginal
