3 - Klass mythologie Flashcards

0
Q

Spreken over mythen

Leg de dubbele betekenis van begrip mythologie uit

A
  1. verzameling traditionele vertellingen
  2. uitleg/wetensch bestudering v deze verhalen

P37

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
1
Q

Spreken over mythen

Wat is de typerende wijze waarop in Gr en Rom kunst en lit mythen worden verteld?

A

Vaak korte, raadselachtige verwijzing naar detail uit veel groter verhaal. Dat was bij Gr en Rom alg bekend ==> lange traditie van mondel vertellingen, waarvan weerslag in Gr en Rom kunst en lit.

p37

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Spreken over mythen

Wat zijn mythen?

A
  • oorspr: bel, publ redevoering, waarin vertellingen werden aangehaald
  • mythos (pejoratief): ook verzonnen verhaal.
  • mythen maakten deel uit van hist verleden Gr en Rom; goden werden daarom tot in late oudheid vereer (heroës).
  • benaming ‘mythen’ beter dan sagen, legenden en sprookjes: trad verhaal dat Gr/Rom vertelden over hun goden en helden in tekst/beeld.

Mythologie: trad verhaal + logos/legein (spreken).

p38

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Lit bronnen

Over welke periode strekken deze zich uit en welke kanttekeningen vallen er bij te maken?

A

1000 jr: 8S vC tot 2S nC.
FIG 3.2 (p38)

  • bronnen kunnen sterk van elkaar afwijken; discrepanties. MAAR: ging Gr/Rom niet on abs, onverand waarheid v verhalen maar om een geloof dat verhalen een bel boodschap in zich droegen. Belangstelling mn voor vorm en boodschap
  • publiek kende grote lijnen van verhalen al, zodat flashback/vooruitwijzingen en structuur plot niet snel verwarrend waren.

p39

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Lit bronnen

Homerus heeft veel goddelijke en heroische figuren beschreven en blijvend getekend. Wat voegde Hesiodus daar aan toe?

A

Theogonie (geboorte vd goden): systematische weergave v ontstaan wereld, verhouding goden/mensen en goden/goden.
Theogonie meest invloedrijke ontstaansgeschiedenis (Herodotus: Homerus en Hesiodus hebben Gr het beeld van hun goden gegeven.

p39

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Lit bronnen

Hoe zag de wereld er uit vlgs Hesiodus’ Theogonie?

A
  • uit Chaos (gat tussen aarde en onderwereld) ontstaan (godin) Gaia (schept bergen, zee en hemel) en Tartarus + Eros (= goddel kracht).
  • Gaia x Uranus = 1e generatie goden (Titanen). Zoon Cronus castreert Uran, daaruit Aphrodite geboren.
  • Cronus huwt zuster Rhea = 2e generatie goden (Olympiers). Cr eet zijn kinderen beh Zeus.
  • Zeus dwingt Cr siblings uit te braken (= oudste en jongste tegelijk).
  • Titanen vallen aan, Z deelt macht met siblings (Poseidon, Hades, Demeter, Hestia), huwt Hera. Ol verslaan Titanen.
  • Z moet monster Typhoeus verslaan en plaats mens vs goden bepalen in strijd met Prometheus

Heerser vlgs Hesiodus: sterk, listig, allianties sluiten, macht delen.

Hesiodus in ‘Werken en dagen’: Z brengt def onderscheid tussen goden/mensen aan. Door list van Prometheus moeten mensen zoeken naar graan in de aarde (=landb) en haalt vuur bij hen weg. Prom steelt het en geeft het terug aan mensen, maar Z straft hen met eerste vrouw Pandora (NB: tot Pandora waren ‘mensen’ alleen ‘mannen’ => positie man is tav van superieure goden en inferieure dieren bepaald door godsdienst, landbouw, vuur en monogame huwelijk.

Vijf verschill tijdperken vd mensheid; heroische tijd def afgesloten vlgs H en Homerus.

p40

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Lit bronnen

Hoe gingen Gr lyrische dichters (Sappho, Pindarus) om met de heroische tijd?

A
  • Gebruikten het om figuren te vergelijken met hun lyrische ik-persoon.
  • Gaven er een eigen draai aan.

p40

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Lit bronnen

Hoe werd Gr mythologie in tragedies (Aeschylus, Sophocles, Euripides, Sophocles) gebruikt?

A

Agamemnon (Aeschylus, Sophocles, Euripides)

  • mythisch verhaal als plot
  • kunnen sterk van elkaar verschillen (karakters toegevoegd, versch motivaties, andere betekenis mythe)

Oedipus (Sophocles)
- leven van indiv helden wordt vb gesteld voor leven v mensen => meer als menselijk dan goddelijk voorgesteld (vgl lyr dichters).

p41

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Lit bronnen

Pas in hellenistische periode (Apollonius van Rhodos, Callimachus van Cyrene) weer Gr myth als onderwerp van literatuur. Wat valt hier aan op?

A

Verschil met klass en arch dichters:

  • sceptischer publiek, beinvl door Gr filosofie
  • benadrukken exotische en fantastische, vaak ten koste van geloofwaardigh.

p42

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Lit bronnen

De hell dichters hadden grote invloed op Rom dichters (Vergilius, Ovidius). Hoe gingen zij met de mythen om?

A
  • Vergilius: bewerken tot nationaal epos (glorie van Rome en Augustus bezingen)
  • aaneen rijgen van mythen, eindigend in metamorfose (Ovidius). Metamorphosen lang bel bron van kennis Gr/Rom mythologie, enorme invloed op W-Eur kunst/lit.
  • Livius: oude mythen en hist verhalen van Rome. Rationaliseerde verhalen om hist waarde te laten zien
  • va 2S nC in Gr/Rom lit tendens naar uittreksels/verzamelingen met bagage voor belezen persoon (bv Fabulae door Hyginus; Bibliotheke door Apollodorus van Athene. Basis voor hervertellingen in mod tijd.

p42

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Verbeelding

Hoe worden goden en mensen uitgebeeld?

A

Parthenon:

  • goden zien er uit als mensen
  • hebben speciale attributen
  • groter dan mensen afgebeeld
  • vergoddelijkte personen werden ook zo afgebeeld (hell vorsten en Rom keizers)

p42

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Verbeelding

Vertel over de verbeelding van mythen in beeldende kunst.

A
  • pas va 8S vC (figuratieve voorstellingen goden bekend uit 2S vC)
  • geometrische periode (1000-700 vC): generieke scenes. Schematisch. Uit zelfde periode als compositie homerische epen => putten uit zelfde verhalengoed.
  • 7S vC: over hele MidZee gebied. Soms met namen. Gemeensch beeldtaal ontstaat (kleding en attributen; soms vaste dieren als begeleiders goden)
  • Mnl goden: rijp, baard. 5S vC onderscheid vaderfiguren en jongere generatie.
  • Vrouwen: minder evidente verschillen mogelijk. Pas 5S vC Aphrodite steeds bloter (360 vC naakt).
  • Arch periode: actie (bv Troj Oorlog. Mogelijk verband met hoofdbezigheid elite: oorlogvoeren), evt expl weergave wonden/dood. Voorkeur verhalen over monsters (idee v ordenen wereld, elimineren wanorde). Soms versch vertelmomenten simultaan in 1 scene (keert terug in tijd van Augustus in Rom wandschilderingen).
  • loop 6S vC: minder gepassioneerde weergave (begin of einde vh avontuur; cycl voorstellingen minder vaak). Aant onderwerpen stijgt (vgl lit evocaties mythen). We weten minder van andere delen dan van Attica.
  • Op Rom sarcofagen: gruweldaden arch periode keren terug (troost nabestaanden: dierbare heeft dit gruw lot niet hoeven doorstaan).

p44

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Heilige gebouwen

Welke aspecten aan tempels en hun aankleding spelen een rol?

A
  • Tempels dragers van boodschappen, mn reliefsculptuur
  • Thema: niet dir godheid die er vereerd werd, maar macht van de goden over de natuur en mens
  • Naast elkaar plaatsen van meer episodes ve mythe in 1 gevelveld.
  • Band met godheid vd tempel neemt toe id tijd (in klass tijd nauw/geassocieerd aan godheid gerelateerd)
  • Populair: strijd tegen mythische volken - symbool voor overwinning Gr/Atheners op vreemdelingen (sinds strijd tegen Perzen). Bloederig, want verheerlijking superioriteitsgevoel en hoge prijs die betaald was voor vrijheid.
  • Later: minder actueel, maar interpretaties op hoger alg niveau. Superioriteit bleef onderstreept. Vijanden (bv gigantomachie, amazonomachie) symbool voor nwe vijanden.

It schiereiland:

  • arch tijd: niet uitgebreid in steen, maar terracotta platen aan tempeldaken. Wandschilderingen. Waarsch kleur.
  • eliminatie monsters of monumentale weergave goden => machtsontplooiing lok gezagsdragers verbeeld.
  • Etrusk graftombes: myth op reliefs askisten (2/3S vC). Beperkt aant motieven, overeenkm m thema’s Gr tragedies. Bevatten ook Gr vazen/imitaties met puur Gr mythen.

p46

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Heilige gebouwen

Mythen werden ingezet in de politiek. Hoe in Rome?

A

Late rep/vroege keizertijd:

  • broederstrijd Romulus/Remus uitgevonden om strijd tussen patriciers en plebejers (kregen daardoor ook een halfgoddelijke voorvader) te verklaren
  • Rome kreeg glorieuze oorsprong via Aeneas en Ascanius/Julus. Werd onder Augustus herverteld en verbonden met grootsheid Rome (Aeneïs)
  • Bewuste propaganda voor regering eerste princeps/Augustus in beeldende kunst en numismatiek. Forum Augustum (monumentalisering oorsprong Rome).

p48

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Heilige gebouwen

Waren afbeeldingen prive ook politiek geladen?

A

Waren wel versieringen, maar geen zware symbolische/reli/pol waarde - alleen vermaak. Mogelijk omdat elite weinig werkelijkheidswaarde aan verhalen hechtte. Eerder conversation pieces. Overal in antieke wereld.

p48

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Topografie goden & helden

Mythen verklaarden hist verschijnselen of gaven families prestigieuze stamboom. Steden bedachten stichtingsgeschiedenissen, werden hist leidraad en coll herinnering (vereenzelviging met myth stichter (ktistês) en prestige stad [Rome, Milete, Pergamum]). Daardoor verbinding met stad/streek. Hierdoor biotoop vd goden mogelijk. Leg uit.

A

Van somm bel plaatsen in de godenwereld worden gegevens verschaft.

  • Olympus (tussen Thessalie en Macedonie): goden bovenwereld en uitspansel
  • Onderaardse en wateren: Poseidon en Hades, Persephone
  • Vuur: Hephaestus onder vulkanen, met Cyclopen als personeel

Verbinding met domeinen natuur:

  • lagere goden (talrijke nimfen en saters); verbinding tussen hogere machten die zich na heroische tijden niet meer op aarde vertoonden
  • helden: beperkte actieradius/woonomgeving => regionale helden (Heracles, maar werd ook panhell figuur door zijn ‘werken’ iov koning van Tiryns/Mycene. H ook in Rom wereld befaamd).
  • Minos/Kreta bel thema: cultus met stieren. Paleizen doolhofachtig. Dochter v Minos, Ariadne - verbinding met Athene.
  • Sparta/Argos/Mycene: drama’s rond fam Agamemnon (Troj Oorlog). In heel Gr bekend
  • Thebe: ellende rond Oedipus. Ook in heel Gr bekend
  • Vertakkingen hiervan in Argos en Korinthe
  • Athene: ontwikkelde held Theseus (6S vC; vgl Heracles; zware werken).

Lokale gebondenheid: goden en helden niet op 1 plek vereerd, maar ook elders + in afbeeldingen/gebruiksvoorwerpen ==> snelle verbreiding mythen en varianten in mediterr wereld. Ook intensieve uitwiss met Etrurie en Rome.

p50

16
Q

Gr identiteit

Goden deden goede werken aan iedereen, maar net iets meer aan de Gr. Deels door topografie, maar ook etnisch ingegeven. Geef vb’en.

A
  • conflict over muz kwaliteiten: Marsyas (Phrygie/Turkije) daagt Apollo uit. Hybris/overmoed bekopen met gruw straf
  • Midas (Lydie/Kl.Azie) scheidsrechter tussen Apollo en Pan. Vond Pan beter, kreeg ezelsoren
  • conflicten Gr/Amazones (versch streken): delfden altijd onderspit, geduchte tegenstanders, dus heldenmoed groter. Deze verhalen definieerden Gr mannen to verre buitenlanders en to eigen vrouwen.

p51

17
Q

Etrurie en Rome

Van lit en iconogr overlevering 1000-500 vC vrijwel nihil, dus weinig zekerheid over godsd en mythologie in Rome en Etrurie. Wat gebeurde er door de intensieve contacten met Magna Graecia/Z.It?

A
  • Import Gr goden en helden (overname Gr namen voor personen in Etr godenwereld
  • Lok godheden werden in arch tijd in iconogr opzicht gelijkgesteld aan Gr figuren.
  • Rome: goden aanv verbonden emt natuur en landbouw. Mythen nauwelijks v betekenis. Abstracte begrippen werden verbonden aan godheid, die nevenfunctie als beschermer vh verschijnsel kreeg.
  • Impulsen uit Etr en Gr: goden vergrieksen + gelijkgesteld aan Gr partners + bijbehorende myth vertellingen
  • Verbinden met lokatie waar ze nu werden vereerd: mythe over Grieken en Trojanen die na Troj Oorlog naar It schiereiland verhuisden zeer bel (Vergilius’ Aeneïs: voorspelling grootsheid Rome door inspanning Aeneas en heerschappij Augustus).

51

18
Q

Antieke interpretaties

Mythen hadden versch functies (vb mensel lot, rechtvaardiging hist claims, eigen identiteit uitdrukken, pol propaganda). Maar er was ook behoefte mythen inhdl te verklaren (duiding). Welke twee verklaringen noemt het boek?

A

1) rapsode/performer Theagenes van Rhegium (6s vC): allegorische uitleg ingegeven door bezwaar elite tegen weinig idealistisch godsbeeld Homerus/Hesiodus => vertellen dat verhalen symbool stonden voor iets anders. Bleef populair.

2) Euhumerus (4S vC): helden en goden waren aanvankelijk hist figuren/machtige krijgers/opvallende personen in hun eigen tijd. Na hun dood werden verhalen fantastischer/toeschrijven bijz krachten => verklaring betekenis Gr mythologie + ontstaan godsdienst (euhemerisme; tot op dag v vandaag navolging)
- Theseus en Minotaurus (conflict Kreta/Athene)
- Jason en Argonauten (stichting Gr kolonis ZwZee)
- Troj Oorlog: omstreden, ook opgraving Schliemann

Gr geloofden in hist kern van hun mythen.

p52

19
Q

Mod interpretaties

In de 19S ontstond nwe interesse voor Gr en Rom mythen als onderdeel vd romantiek en als reactie op ontdekking v verwantschap tussen Indo-Eur talen (India/Sanskriet, Iran/Oud-Perzisch, Rusland tot Ierland gesproken). Wat was het gevolg?

A
  • verwantschappen v woorden (vader en moeder)
  • parallellen tussen Gr, Germ, Kelt en Ind helden.
    MAAR:
    . veel v deze overeenkomsten ook bij Semitische/Afr helden
    . beinvloeding door uitwisseling veel groter dan door gemeensch erfenis.
    => Nadruk tegenw op mogel beinvloeding vd Gr myth vu Nabije Oosten (ontdekking Gilgamesj-epos, 19S + Hettitische successiemythe (20S).

p53

20
Q

Mod interpretaties

Wat droeg Freud’s studie vd antieke mythologie bij?

A
  • zag opvall overeenkomst tussen neuroses en Oedipusverhaal (Oedipuscomplex, oedipale fase)
  • herkenning diep van binnen van een verhaal
  • verband tussen manier waarop mythen verhalen kunnen vertekenen en vertekening (substitutie en repressie) die in dromen waargenomen kunnen worden).
    => ‘kindtijd’ vd mensheid vlgs Fr nog steeds relevant
  • Rank wilde aantonen dat Oedipuscomplex aan alle Gr heldenverhalen ten grondslag ligt (probl: deze ps verklaringen zijn niet falsificeerbaar)
  • Jung: archetypenleer (universele symbolen id kunst/mythen/dromen v mensen over hele wereld). Helden hebben vrwl helpers (animae): te reductionistisch om v alle jonge vrouwen animae te maken.

p54

21
Q

Mod interpretaties

Welke invalshoek kozen sociologen/antropologen voor interpretatie v mythen?

A

Mythen vervullen maatsch functies: rechtvaardiging v hist claims, identiteit, propaganda etc.

  • Malinowski: mythen zijn charters/blauwdrukken waarin samenl claims en gedrag beschreef. Maar: gaat niet voor alle mythen op.
  • Levi-Strauss: combinatie v maatsch-relevante interpretatie v M en symbolische interpretatie van Jung, verbonden met structuralisme (taalkundige De Saussure) => structurele antropologie (betekenisvolle verbanden tussen binaire opposities in inrichting niet-westerse samenlevingen. Verbanden vaak uitgewerkt in mythen.
    Oedipus-mythe + Thebe + Cadmus + Antigones + Creon: patroon van onder-/overwaardering v familierelaties. Mythes definieren maatsch instituut v verwantschap (gedrag jegens geliefden vs vreemden).
    Ook: overtreding vd norm bevestigt deze ook.

Sociologische betekenissen v mythen hierdoor uitgebreider (bel stimulans myth onderzoek), maar minder duidelijk dan M en ook controversieler:

  • mediatie mensel gebondenh aan aarde + onafhankelijkh ervan verworpen
  • ook reductionistisch.

Parijse school (Vernant, Vidal-Nanquet, Detienne): gebruikten L-S’ methode.

p55

22
Q

Mod interpretaties

Burkert introduceerde een geheel nieuwe interpretatie. Welke?

A

Ziet ook vaste patronen, maar legt deze niet ps uit. Verklaart oorsprong uit verhalen die paleolith jager/verzamelaars aan elkaar vertelden: ik ga op avontuur, ik overkom obstakels en kom terug met buit (‘go and get’). Nog steeds basis van mod avonturenverhalen want ingeslepen in onze genen.