13 - Economie Flashcards
Antieke economie
Welke discussie is gaande tav de aard en hist ontwikk vd antieke ec?
Probleem: gegevens schaars en gefragmenteerd + relatie tussen data en historische realiteit problematisch.
Veel opvattingen gebaseerd op modellen en (mod) ideol uitgangspunten.
Vier problemen in de discussie:
- distributie van goederen en producten
- rol platteland/stad in productie/consumptie
- impact v technol innovatie
- aard antieke econ groei.
p199
Antieke economie
Hoe grijpen economie en cultuur in elkaar, volgens de auteur?
- ec en cult door wereldgesch heen centrale oorzakelijke en structurele factoren in soc processen bi en bu groepen
- ec prioriteiten en activiteiten speelden herh sleutelrol bij ontstaan & verspreiding technologie, kennis, vaardigheden, verhalen, waarden, normen.
- culturen, gebruiken, consumptiepatronen hadden cruciale invloed op ontwikk in ec.
- aan culturen gerelateerde waardepatronen en omgangsvormen beperken of stimuleren economisch handelen (bv slavernij en luxeproducten).
p199
Bronnen
Welke bronnen zijn bruikbaar?
NIET:
trad canon van lit meesterwerken (1. auteurs hadden geen voll zicht op alle econ processen id wereld en 2. vertroebeling door retorische bedoelingen van hist waarde; 3. verwijzing naar hdl en indust vaak beknopt en onvoll) en klass kunst en archit.
WEL:
- Inscripties: meest wijdverbreide dataset
. grafinscripties: beroep
. wijinscripties: beroep/vereniging
. officiele besluiten en reguleringen op publ plaatsen (bv hoogte tol; Edict v Diocletianus 301: prijsverhoudingen)
- Documenten:
. papyrii Egypte (inventarislijsten, contracten, transactieadmin, persoon/zkl brieven, jur geschillen, archieven, belasting). Niet altijd volledig. Muziris Papyrus (2S nC): handelsreis Alexandrie/India.
Ook wat in Schotland en Pompeii (Romeins).
.Wastabletten en schrijftabletten. - Archeol materiaal: twee groepen
A: resten direct te relateren aan econ activiteit (transport/productie): scheepswrakken, infrastructuur, productiefaciliteiten (vnl in steden; bv bakkerijen).
B: datasets over consumptie. Mn geogr verspreiding bep goederen en materialen waarvan bekend waar vandaan (exot steensoorten, aardewerk, munten)
NB: - data niet gelijkm verdeeld over antieke wereld en
- niet al het materiaal even toegankelijk
=> meer uit rom tijd dan arch Gr + mat uit mediterr kern omvangrijker en beter v kwal dan perifere gebieden. - ontsloten inscripties/papyri beperkt deel v wat teruggevonden is
- en is maar fractie van wat er was.
- archeol vondsten: geldt dit nog sterker voor.
p200
Debat
Leg het debat tussen de primitivisten en de modernisten over ec id oudheid uit.
Terzijde: generalisten (Smith, Marx, Weber, Durkheim) hadden al visies op deelaspecten vd antieke econ.
Modernist/positivist (Rostovtzeff) benadrukt:
- fund gelijkenissen tussen antieke econ en econ vd geindust, westerse wereld (handel op gr schaal en specialisatie v bep streken in bep producten)
- Hdl en indust sleutel tot rijkdom en macht voor soc zelfstandige en invloedrijke middenklasse.
Domineerde lang het debat.
Primitivisten (na WO II): Finley/Polyani. Maxistisch getinte tegenbeweging:
- econ activiteiten ingebed in soc structuren en cult opvattingen
- onderstrepen primitieve karakter vd antieke econ + rel irrelevantie en kleinschaligheid v hdl en indust: Finley meende dat antieke econ sterk lokaal bepaald was + hdl grotendeels beperkt tot luxegoederen voor elite. Grondbezit beslissend voor prestige, geen ondernemende middenklasse v betekenis.
Finley ea generalisten die obv modellen uit antropologie/econ hist werkelijkh deductief trachten te reconstrueren.
Daar tegenover: materiaalspecialisten (epigrafen, papyrologen, mn archeologen) die inductief werken en de grove generalisaties niet kunnen verzoenen met hun data.
p202
PROBLEEM 1: distributie - transport & hdl
Welke twee aspecten v distributie moeten onderscheiden worden?
Econ = manieren waarop vraag naar bep goederen wordt bevredigd + ec processen tussen winning grondstof/starten prodproces en belanden bij consument.
Onderscheiden bij distributie: transport (fysieke verplaatsing goederen) en handel (via fin transactie v eigenaar veranderen).
p202
PROBLEEM 1: distributie - transport & hdl
Welk hangijzer in debat over wijze/mate waarin grondstoffen/producten werden vervoerd?
Modernisten:
- grotere volumes dan prim.
- minder pess over problemen bij transport
Primitivisten:
- hoge kosten transport
- trage tempo
- grote risico’s
Er zijn verschillen tussen oudheid en nu tav risico’s, kosten, tempo maar ook: in klass oudheid sterke toename van transport.
p202
PROBLEEM 1: distributie - transport & hdl
Uit welke componenten bestond het vervoerssysteem in antieke wereld?
I: Middell Zee
- rel snel,
- goedkoop
- grote hoeveelheden
- beperkt vaarseizoen (mn in zomer)
- gemengde scheepsladingen en niet alleen luxegoederen
- volume bulk nam geleidelijk toe (vaarbewegingen en omvang ladingen)
- investeringen in haveninfrastruct
II: Rivieren
- mn in Rom wereld (Nijl, Rhone, Donau, Rijn)
- transportaders
- Nijl: graan en steen van oevers naar zee + schakel tussen mediterr en India (per karavaan)
III: Landtransport
- duur
- traag
- In Gr wereld nauwelijk v betekenis: landverkeer mn binnen chora, weinig doorg wegen)
- Rom wereld: voortd investering in goed, verhard wegennetwerk (mil en pol doelen, maar ook econ effecten: goederenvervoer over land goedkoper, efficienter en grootschaliger dan tevoren). Ook: orders en informatie (marktsituaties) per koerier.
p203
PROBLEEM 1: distributie - transport & hdl
Waarom is handel moeilijker te traceren in het bronnenmateriaal dan transport?
Ambiguiteit van bronnenmateriaal: scheepswrak niet per def een handelsschip. Dus gebaseerd op indir aanwijzingen + analyse vd context waarin hdl bedreven werd.
Context:
1) traagh, kosten en risico’s groot probleem dus risico mijden belangrijke rol in hdlsprocessen met grote hoeveelheden over grote afstand. Dus lenen van elite voor transport, zij deelden mee in winst en verlies (gangb in Athene 4S vC).
2) Initiatief voor hdlactiviteiten hing af van plaats waar vraag en investeerders waren => grootsch hdl in oudh primair aangedreven door vraag (niet aanbod).
p204
PROBLEEM 2: productie/consumptie stad/platteland
Om de antieke econ te kunnen analyseren staat geogr verhouding tussen productie en consumptie centraal: wat gebeurde waar en waarom. Beschrijf hoe dat op het platteland verliep.
Groot gebrek aan betrouwb gegevens over rurale econ (in lit, archeol).
- vermoedelijk pasten zelfst boeren diversificatie toe (risicospreiding)
- meeste gemendg bedrijf (landb en vee)
- vermoedelijk in klass tijd schaalvergroting, rationalisatie, specialisatie.
Twee belangrijke ontwikkelingen:
A. al zeer vroeg reguleren landb grond door Gr en Rom overheden door rationeel opgezette verkaveling (dus vergroting en efficienter areaal).
B. geleidelijke opkomst grootgrondbezit, mn Rom keizertijd => differentiatie maakte lokale specialisatie en schaalvergroting mogelijk.
In akkerbouw drie mediterr cash crops: - graan - olijven - druiven (brood olie wijn). Ook: vlas (linnen), vee (vlees, lastdier, wol, eieren, offerdier).
Vlees: geconsumeerd waar geslacht
Druiven/olijven: persen en rijpen op boerderij
Graan: verliet boerderij niet als meel.
Wol/linnen: spinnen en weven meestal niet op boerderij
Grondstoffen:
- steen en marmer: in ruwe vorm op transport
- kleiverwerking uitsluitend op platteland (ivm behoefte aan amforen)
- metaal/hout: in ruwe vorm vervoerd.
p205
PROBLEEM 2: productie/consumptie stad/platteland
Om de antieke econ te kunnen analyseren staat geogr verhouding tussen productie en consumptie centraal: wat gebeurde waar en waarom. Beschrijf hoe dat op in de stad verliep en waarom de modernisten en primitieven hierover diepgaand van mening verschilden.
Rostovtzeff:
- Production City (steden haalden rijkdom uit prod van goederen voor export + specialisatie tussen steden)
- anachronistisch: geen bewijzen voor specialisatie.
- econ v meeste antieke steden primair consumptiegericht
Finley ea:
- Consumer City (steden dreven op consumptie die uiteindel grotedeels gebaseerd was op het inkomen vd elite uit grondbezit platteland).
- Stdl nijverheid primair gericht op lok consumptie en niet op export.
- Antieke consumer city contrasteerd met middeleeuwse en vroegmod producer city (Rostovtzeff)
- consumer city model een truisme: steden per def centra van consumptie, waar logischerwijs de opbrengsten van grootgrondbezit besteed worden.
Steden in klass oudheid eerder zien als centra van vraag: door concentratie bewoners en positie in omgeving daar dus econ activiteiten die op platteland geen bestaansrecht hadden (markten, specialistische en kennisintensieve ambachten, gebruiksvoorwerpen die lang meegingen, verkoop van excl goederen en comm bereiding v voedsel (vele, soms grote bakkerijen + warm voedsel).
Markten: centraal in polis. Permanente en periodieke markten in Rom wereld. Overheid betrokken via marktrechten.
Vraag in stdl econ is anders dan platteland: imagogerichte consumptiepatronen (immers: competitie om status, invloed, welvaart => kleding en bewoning belangrijk) + exuberante grafcultuur.
p207
PROBLEEM 3: technol innovatie
Waarom draait de discussie over technol innovatie in de antieke wereld?
Primitivisten (domineerden lang): klass oudheid periode v stagnatie, waarin geen bel technol innovatie.
Onterecht (nav archeol onderzoek): bv Olynthus-molen (5S vC); laathell tijd grote granieten graanmolens aangedreven door dieren; keizertijd - door waterkracht (2S nC), goedkoper en grootschaliger.
p209
PROBLEEM 3: technol innovatie
Waarom is het van belang onderscheid te maken tussen technol niveau, bereikt door innovatie VS mate waarin innovaties zich verspreid hebben over antieke wereld?
Regel in antieke wereld: kleinschaligheid.
Waarneembaar: mix v stapsgewijze innovatie, rationalisatie en schaalvergroting (in extreme mate maar op paar plaatsen) in meerdere productieprocessen.
Late Rom republiek en vroege keizertijd: ongekende econ integratie v groot gebied => omstandigheden ideaal voor snelle verspreiding ec interessante vernieuwingen (bv glasblazen snel over hele Rom wereld. Id voor schroefpers. Mal voor fijn aardewerk en serviesgoed => nieuwe vormen van decoratie. Prefab bouwmaterialen & Rom beton => rationalisatie bouwproces => stempel op architectuur Rom keizertijd.
==> technol en org innovaties factor v betekenis in functioneren antieke economieen.
p210
PROBLEEM 4: economische groei
Waarom zijn er proxy data nodig om iets te zeggen over economische groei?
Debat: aanvankelijk accent op structuren die economie vormgaven, minder op kwantiteit/schaal.
Maar: schaal economie veranderde: Rom econ veel groter dan arch Gr economie.
Maar: geen betrouwbare cijfers + weinig datareeksen, daarom proxy data (gegevens die indirect iets zeggen over econ ontwikk).
Bv:
- scheepswrakken: explosieve econ groei in late Rom republiek + neergang in 1S nC.
- amforen: herkomst en route vd schepen
- koper-/looddeeltjes ijskappen Groenland: hoeveelheid mijnbouw - piek in Rom keizertijd (of was dat in China..?)
p210
PROBLEEM 4: econ groei
Waarom is het onderscheid tussen extensieve en intensieve groei cruciaal?
Extensief: econ groeit mee met bevolking
Intensief: econ groeit harder dan bevolking + gemidd inkomen per hoofd bevolk steeg.
==> bij extensieve groei stuit samenleving op grenzen vd mogelijkheden => Mathusiaans plafond => lager inkomen per hoofd => slechtere omstandigheden.
==> intensieve groei: niet deze problemen. Vraag: groeide econ in klass oudheid intensief genoeg om Malth plafond te vermijden?
Scheidel: via geleidelijke technol vernieuwing is plafond voortd langz verhoogd, maar groei wat uiteindelijk niet intensief genoeg.
a) integratie mediterr wereld en NW Eur: landb opbrengsten, hdl en info stromen nemen toe, inkomen per hoofd stijgt.
b) welvaart stimuleert bevolkingsgroei die niet ondersteund wordt door verdere econ ontwikk => inkomens gemidd achteruit.
p211
Waarom zijn, concluderend, econ activiteiten belangrijke vormende en sturende factor in Rom en Gr samenlevingen?
- Productie en distrib centrale plaats in antieke soc leven in stad en platteland
- Iemands rol in econ bepalend voor soc identiteit
- Weinig/geen soc belemmeringen voor invest in hdl en prod (itt betoog primitivisten); elite speelde achter schermen actieve/fund rol. Evenwel enige ideol grenzen => geen cult rem op econ.
- sterke soc competitie en consumptiedwang icm pos waardering v succes en voorspoed = aanzwengelende werking.
p211