2B2 week 4 HC 3 & 8 Infecties na transplantatie Flashcards

1
Q

Welke infecties treden in de eerste maand na transplantatie op?

A

Donor-derived, nosocomiaal of recipient derived

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke infecties treden in het eerste jaar na transplantatie op?

A

Reactivatie latente infectie of opportunistische infecties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke infecties treden een jaar na transplantatie op?

A

Community acquired, late intracellulaire infecties, kanker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke donor derived infecties worden getest voor transplantatie?

A

CMV, EBV, HIV, hepatitis A/B/C, syfillis en toxoplasma gondii

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn nosocomiale infecties?

A

Infecties veroorzaakt door verblijf in ziekenhuis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke nosocomiale infecties komen vaak voor?

A
  • Algemeen: pneumonie, wondinfectie, flebitis, centrale lijn infectie, clostridium difficile
  • Transplantatie gerelateerd: openingen en aansluitingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn veelvoorkomende recipient derived infecties?

A
  • Lever: enterococcen of pseudomonas in galwegen
  • Long: resistente bacteriën bij CF patiënten
  • Nier: resistente bacteriën
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke latente infecties kunnen reactiveren tijdens immunosuppressiva gebruik?

A
  • Viraal: BK, CMV, EBV, Hep B/C, HSV, VZV
  • Parasitair: Leishmaniasis, toxoplasma, strongyloides, tryanosoma
  • Intracellulair bacterieel: listeria, nocardia, TBC
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke opportunistische infecties komen vaak voor tijdens immunosuppressiva gebruik?

A

PJP, schimmels, adenovirus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke community acquired infecties komen vaak voor bij afbouw van immunosuppressiva?

A

Respiratoire virussen en schimmels (aspergillus)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke vormen van kanker komen vaak voor na afbouw van immunosuppressiva?

A

HPV cervix carcinoom, EBV-PTLD, huidkanker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wanneer is er sprake van een staat van immunodeficiëntie?

A
  • Immunosuppressiva
  • Eerdere therapie (bijv chemo)
  • Mucocutane barrière doorbraak (bijv catheter)
  • Neutropenie, lymfopenie
  • Onderliggende immunodeficiëntie
  • Metabole conditie (diabetes, cirrose)
  • Virale infecties (CMV, HCV)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe kun je herpes simplex en herpes zoster van elkaar onderscheiden?

A

Herpes simplex houdt zich aan middellijn van gezicht, herpes zoster niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Op welke manier kunnen aspecifieke barrières worden doorbroken?

A

Centrale lijn, tube, drain, infuus, wond, catheter, maagzuurremmer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn gevolgen van doorbraak van de verschillende aspecifieke barrières?

A
  • Maagzuurremmer: gastro-enteritis
  • Centrale lijn: bacteremie (s.aureus), geinfecteerde trombus, endocarditis
  • Infuus: flebitis, trombus, bacteremie
  • Tube: pneumonie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke stoffen bevinden zich in de secretoire barrière?

A

Lysozym in traanvocht en lactoferrine in moedermelk

17
Q

Voor welke infecties is complement essentieel?

A

Gekapselde bacteriën: s.pneumonia, h.influenza, s.aureus en n.meningitidis

18
Q

Wat is het gevolg van een defect in neutrofiele granulocyten?

A
  • Ecthyma gangrenosum: huidabsessen
  • Aspergillose met halo sign
  • Gedissimineerde candiasis
19
Q

Wat is het gevolg van chronisch granulomateuze ziekte?

A

Absessen met katalase positieve verwekkers
- SPACE: s.aureus, pseudomonas, aspergillus, candiasis en enterobacterieaceae

20
Q

Wat is het gevolg van een stoornis in immunoglobuline?

A
  • Infecties met gekapselde bacteriën (IgG)
  • Darminfecties (IgA): gardia lamblia
21
Q

Welke infecties komen vaak voor bij HIV?

A

Candiasis, TBC en pneumocystis carinii

22
Q

Welke virale opportunistische infecties komen het meest voor?

A

HSV, VZV, CMV en EBV

23
Q

Hoe kan CMV zich presenteren?

A

Retinis, gastritis, pneumonitis (uilenogen op histologie)

24
Q

Welke bacteriële opportunistische infecties komen het meest voor?

A

Intracellulair: legionella, salmonella, listeria, TBC, m.avium en nocardia

25
Q

Welke opportunistische gisten, schimmels en parasieten komen het meest voor?

A

Candida, cryptococcen, histoplasma, pneumocystis carinii en toxoplasma gondii

26
Q

Hoe kun je TBC aantonen met een kleuring?

A

Dunne roze (zuurvaste) staven met Ziehl-Neelsen kleuring

27
Q

Hoe werken catalase postieve bacteriën?

A

Breken H2O2 af