2B2 week 2 HC 6 SOA's Flashcards

1
Q

Wat zijn ongebruikelijke SOA’s?

A

Monkeypox, shigella, scabiës, meningococcen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waaruit bestaat de SOA zorg?

A

Huisarts, polikliniek, centrum voor seksuele gezondheid, ziekenhuis (infectioloog, venereoloog), multidisciplinaire richtlijn SOA app

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe manifesteren SOA’s zich vaak bij mannen en vrouwen?

A
  • Mannen: urethritis
  • Vrouwen: veranderde fluor
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is nugel microbiologische criteria?

A

Gram kleuring op vaginale uitstrijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de Amsel criteria?

A
  • Dunne homogene grijs-witte fluor
  • Vaginale pH > 4,5
  • Positieve amine test (vislucht bij 10% KOH)
  • Clue cells in fysiologisch zout preparaat
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn klassieke bacteriële verwekkers van SOA’s?

A
  • Neisseria gonorrhoeae
  • Chlamydia trachomatis
  • Treponema pallidum
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke twee pathogene neisseria zijn er?

A

Gonorrhoeae en meningitidis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn kenmerken van neisseriae?

A
  • Gram positieve diplococcen
  • Pili
  • Kapsel
  • Intracellulaire vermeningvuldiging
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn klachten van een neisseria gonorrhoeae infectie?

A

Urethritis, cervicitis, opthalmia neonatorum, septische arthritis, proctitis, endometritis, gedissemineerde infectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de diagnostiek en behandeling van neisseria gonorrhoeae?

A
  • PCR, eventueel kweek + gevoeligheidsbepaling
  • Ceftriaxone intramusculair
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn kenmerken van treponema?

A
  • Ook wel lues/syfilis genoemd
  • Spirocheet
  • Niet kweekbaar
  • Verwant aan Borrelia en Leptospira (kruisreacties)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke soorten treponema zijn er?

A

Treponema pallidum, treponema pertenue (framboesia) en treponema carateum (pinta)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Uit welke stadia bestaat een lues infectie?

A
  • Primair: chancre (ulcus), lokaal
  • 2e stadium: uitslag, koorts, neurologische symptomen, systemisch
  • Latent: geen symptomen
  • 3e stadium: klachten bot, gumma, cardiovasculair, zenuwen (30%)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn kenmerken van congenitale syfilis?

A
  • Leidt tot aangeboren afwijkingen
  • Te voorkomen met peniciline
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de diagnostiek van syfilis?

A
  • PCR ulcus
  • Serologie: screening met ELISA, conformatie met immunoblot
  • VDRL/RPR: activiteit
  • Donkerveld microscopie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn kenmerken van chlamydia trachomatis?

A
  • Obligaat intracellulair
  • 18 serovars, 3 biovars
17
Q

Wat zijn gevolgen van de verschillende typen chlamydia?

A
  • A,B,C: bindvliesontsteking oog
  • D-K: urogenitale infecties
  • L1-3: lymfogranuloom venereum
18
Q

Wat zijn kenmerken van het lymfogranuloom venereum?

A
  • Ernstiger beloop
  • Lymfeklierzwelling lies en/of anale klachten
  • Behandelen met doxicycline
19
Q

Wat zijn complicaties van chlamydia?

A
  • Ascenderende infecties
  • Extra uterine gravidariteit
  • Infertiliteit
  • Neonaat: conjunctivitis, pneumonitis
20
Q

Wat is de behandeling van chlamydia en mycoplasma genitalium?

A

Azythromycine

21
Q

Wat zijn kenmerken van mycoplasma genitalium

A
  • Onduidelijk of het een SOA is
  • Veroorzaakt urethritis bij mannen
  • Diagnose door PCR
22
Q

Welke virale SOA’s zijn er?

A

Herpes simplex, HPV, HIV, hepatitis B/C

23
Q

Wat is de prevalentie van de verschillende SOA’s bij M-V en M-M relaties?

A
  • Chlamydia: 15% en 10% (stabiel)
  • Gonorroe: 2% en 11% (lichte stijging)
  • Syfilis: 0.2% en 2.6% (lichte stijging)
  • HIV: lichte daling, 95% MSM
24
Q

Welke testen doe je voor SOA’s bij de verschillende groepen?

A
  • Mannen: urethraal
  • Vrouwen: vaginaal, op indicatie anaal/oraal
  • MSM: urogenitaal, anaal en oraal
25
Q

Waaruit bestaat de virale envelop van HIV?

A

Glycoproteïnen: gp120 & gp41 (HIV-1) en gp105 & gp36 (HIV-2)

26
Q

Waaruit bestaat de combo test voor HIV?

A
  • IgM en IgG antistoffen
  • p24 (virale capside): positief bij vroege infectie
27
Q

Waaruit bestaat de HIV confirmatie test?

A

Immunoblot (LIA)
- antistoffen aantonen en onderscheid maken HIV-1 en HIV-2

28
Q

Hoe kun je congenitale HIV infectie aantonen?

A

PCR: HIV RNA detectie
- LIA kan 1,5 jaar positief blijven bij maternale infectie