2.1 Immunoglobulinen deel 1 & Immunoglobulinen deel 2 Flashcards
Waaruit bestaan immunoglobulinen?
- 2 zware Ig ketens en 2 lichte Ig (Kappa of lambda) ketens
- Constant Ig domein en variabel Ig domein
Waaruit bestaat het antigeenbindende domein (Idiotype) van een immunoglobuline?
3 CDR lichte ketens, 3 CDR zware ketens
2 bindingsplaatsen waarvan er 6 contactpunten/binding zijn. Elke antistof is uniek.
Wat is een antigeen en een immunogeen?
Antigeen: Molecuul waartegen een adaptieve immuun respons gericht is of een molecuul waartegen de (B/T) immuunrespons op gericht is
- Immunogeen: Molecuul dat op basis van moleculaire structuur de adaptieve immuunrespons kan opwekken
Wat is het epitoop?
Deel van antigeen waaraan antigeenreceptor (Ig/TCR) bindt
Wat is een hapteen?
Klein, niet immunogeen molecuul (<5 kDa bijv. penicilline, Nikkel [Ni]):
- Wel respons bij binding aan carrier eiwit
Wat is een carrier?
Eiwit dat epitopen aanbiedt aan Th-cel. Sterke antistofrespons tegen hapteen, indien gekoppeld aan carrier
Welke isotypen van het constante domein zijn er?
- IgM
- IgD
- IgG
- IgE
- IgA
Verschillende constante domeinen -> Impact op effector functie
Wat zijn de kenmerken van IgM (3)?
- Pentameer, verbonden met J-keten
- Meervoudige, flexibele binding
- Vooral vroege rol + complement activatie (!), neutralisatie, opsonisatie
Wat zijn de kenmerken van IgA (3)?
- Meestal dimeer, verbonden met J-keten . Maar ook monomeer
- In darmen en longen
- Transport door secretoire component + Neutralisatie, opsonisatie, complement activatie
Wat zijn de kenmerken van IgE (3)?
- Monomeer
- Huid, darmen en longen
- Binden aan mestcellen (FcE receptoren)
Wat zijn de kenmerken van IgG (3)?
- Monomeer
- Subklassen 1-4
- Volledige lichaam
Wat zijn de effectorfuncties van Ig (5)?
- Neutralisatie
- Complement lysis
- Opsonisatie (Door macrofaag)
- Activatie NK-cellen (En doelwitcel)
- Activatie eosinofiele granulocyten
Antilichaam afhankelijke cellulaire cytotoxie
Wat zijn de functies van de verschillende subklassen van IgG?
- IgG1: Opsonisatie, neutralisatie, NK-cellen, complement activatie
- IgG2: Neutralisatie, complement activatie
- IgG3: Complement activatie, neutralisatie, opsonisatie, NK-cellen (en Mestcellen)
- IgG4: Neutralisatie, opsonisatie
Wat zijn de kenmerken van IgD?
- Komt altijd met IgM voor
- Ondetecteerbaar dus onduidelijkheid over functie
Welke typen therapeutische antistoffen zijn er?
- Chimeer (Variabele domein van muis) (Bijvoorbeeld Infliximab, Rituximab)
- Volledig humaan (Bijvoorbeeld Golimumab)
- Volledig van muis (Bijvoorbeeld Muromonab)
- Gehumaniseerd (Klein stukje variabel domein van muis) (Bijvoorbeeld Daclizumab, Alemtuzumab)
- Antistoftherapie, bijvoorbeeld anti-CD20 antistoffen (Rituximab)
- Target zijn B-cel leukemie/lymfoom of autoreactieve B-cellen