1.2 Overzicht immunologie Flashcards
Wat is de functie van het immuunsysteem?
- Handhaving van integriteit van het weefsel
- Handhaven en herstellen (Onderhouden) van de homeostase
- Afweer van pathogene micro-organismen en schadelijke stoffen
Wat zijn voorbeelden van exogeen infectieuze verstoorders?
- Virussen
- Bacteriën
- Fungi
- Helminths (Wormen)
- Protozoa (Eencelligen)
Wat zijn voorbeelden van exogeen niet-infectieuze verstoorders?
- Zwangerschap
- Allergenen
- Transplantaat (Allogeen)
- Toxine
Wat zijn voorbeelden van endogene verstoorders?
Trauma:
- Brandwond
- Botbreuk
- UV-straling
Waaruit bestaat de samenwerking van het immuunsysteem?
- Immuunsysteem: Via cytokines
- Endocrien systeem: Via hormonen
- Zenuwstelsel: Via neurotransmitters
- Microbiota
Wat gebeurt er na herkenning van weefselschade?
1) Activatie innate (aangeboren) immuniteit (Ook direct invloed naar adaptieve immuniteit)
2) Inflammatie
3) Adaptieve (verworven/aangeleerd) immuniteit
Aanvallen: Doden -> Opruimen -> Afschermen of negeren
Er is ook een intrinsieke schade wat optreedt. Veroorzaakt door de infectie, toxines, trauma of ischemie. Er zijn zowel activerende als remmende factoren aanwezig om het in balans te houden. Als immuunsysteem te hard werkt kan er een chronische ontstekingsziekte ontstaan (Teveel werkende adaptieve immuniteit).
Welke barrières heeft het lichaam?
Mechanisch:
- Epitheel (Huid)
- Beweging (Lucht of vloeistof)
Chemisch:
- Vetzuren
- Lage pH
- Zout
- Enzymen
- Antimicrobiële peptiden (defensines)
Microbiologisch:
- Microbiota
Uit welke stappen bestaat de afweer?
- Beschikbare innate afweer (0-4 uur): Insult -> Effectors -> Resolutie
- Geïnduceerde innate afweer (4-96 uur): Insult -> Ontsteking -> Effectors (bijv. granulocyten)-> Resolutie
- Adaptieve afweer (>96 uur): Insult -> Ontsteking -> Activatie lymfocyten -> Proliferatie -> Resolutie
Welke soorten schade zijn er?
- Toxisch
- Trauma
- Infectie
- Post-ischemie
- Auto-immuun
Schade zorgt voor exogene of (veranderde) exogene moleculen
Welke typen leukocyten zijn er?
- Granulocyten: Eosinofiele granulocyt (0-6%), neutrofiele granulocyt en basofiele granulocyt (0-2%)
- Lymfocyten: T- en B-lymfocyten (Adaptieve afweer) -> Kan ook ‘Innate Lymfoïde Cellen (ILC) bevatten met name de NK (Natural Killer) cellen, 10% van de lymfocyten
- Monocyten: Macrofagen en dendritische cellen (6-10%)
Neutrofiele, eosinofiele en basofiele granulocyt en monocyt behoren tot de innate respons
T- en B-lymfocyten behoren tot de adaptieve respons
Wat zijn de kenmerken van de innate respons (7)?
- Genoom gecodeerde receptoren (Ze zijn allemaal hetzelfde)
- Niet klonale respons
- Snelle reactie
- Altijd in alle individuen
- Geen geheugenpopulatie
- Patroonherkenning
- Granulocyten en monocyten
Wat zijn de kenmerken van de adaptieve respons (6)?
- Gerearrangeerde receptoren (Gemaakt door veel verschillende gensegmenten, door veel combinaties hiervan zijn er heel veel verschillende receptoren voor 1 bepaald antigen beschikbaar)
- Klonale respons
- Heeft tijd nodig
- Verschillend per individu
- Opbouw geheugenpopulatie
- Specifieke herkenning
Waaruit bestaat lymfocyt receptoren?
Constant domein en variabel/antigeenherkenning domein (Zorgt voor de diversiteit)
Variabele domeinen blijven wel hetzelfde
Wat herkennen de verschillende lymfocyten?
T-Lymfocyt: Ag peptiden in MHC (Herkennen pas de peptiden en niet de gehele pathogeen)
B-Lymfocyt: Vrij, intact Ag (Kan direct binden aan molecuul op de bacterie)
Welke lymfoïde organen zijn er?
Primair (Vorming):
- Beenmerg
- Thymus
Secundair (Functie):
- Lymfeklieren (500)
- Milt
- Tonsillen
- Lymfoïd weefsel darm, longen, neus
- Plaques van Peyer
Lymfocyten recirculatie (Migreren langs alle lymfoïde organen):
- Terug naar het bloed -> Ductus thoracicus
- Activatie -> Lymfeklieren
- Afvoer van infectie -> Lymfevaten
- Activatie -> Milt
- Activatie -> Tonsillen
Welke twee typen immuniteit zijn er?
- Humoraal (Weefselvloeistof) : B-lymfocyten met de antistoffen die ze produceren (Componenten van het afweerstelsel komen terecht in het weefselvloeistof)
- Cellulair: T-lymfocyten produceren cytokinen of kunnen cytotoxische effecten hebben (Geactiveerd door de APC)
Wat zijn de kenmerken van de verschillende typen HLA op antigeen presenterende cellen?
HLA -> Human Leukocyte Antigen (Zelfde als MHC -> Major Histocompatibility Complex)
HLA-I:
- CD8+ Tc
- Alle kernhoudende cellen
- Herkent cytosol endogeen Ag -> HLA-I -> CD8+ Tcyt
- Bestaat uit 3 losse alfa ketens en 1 bèta keten
HLA-II:
- CD4+ Th
- Herkent exogeen Ag -> HLA-II -> CD4+ Th
- Via lysosoom
- Bestaat uit 1 alfa en 1 bèta keten
- ‘Professionele’ APC
Waaruit bestaat de balans van de cellulaire immuniteit?
Regulatoire T-cellen en effector T-cellen
Balans tussen de Th1 en de cellulaire immuniteit (Uit balans -> Auto-immuniteit) en de Th met de humarale immuniteit (Uit balans ->Allergie)
Verder moeten de effector T-cellen (Zorgen voor immuniteit) in balans zijn met de T-regulatoire en suppressor cellen (Zorgen voor tolerantie)
Welke principes zijn onmisbaar voor een goede immuunrespons?
Migratie/homing en recirculatie
Waaruit bestaat de aspecifieke afweer?
- Barrières
- Humorale factoren (Complement, transferrine), Th2 cellen stimuleren plasmacellen dus de humorale immuniteit
- Cellen
Waar in de lymfeklieren liggen T- en B-cellen?
T-cellen liggen in de paracortex
B-cellen liggen in de outer cortex
Hoe werkt de immunologische geheugen?
Na de eerste infectie met antigeen duurt het even voordat de plasmacellen genoeg antistoffen hebben aangemaakt. Aan het einde van de respons worden er ook geheugencellen aangemaakt.
Bij een tweede infectie met hetzelfde antigen is de respons met antistoffen sneller en komen er meer antistoffen (Intensiever), omdat de plasmacellen weten welk antistof er gemaakt moet worden. Nu komen er nog mer geheugencellen bij
Wat zijn de functies van het adaptieve immuniteit?
Eerst worden de B- en T-lymfocyt geactiveerd. En geco-activeerd door de Th-cellen
Th-cel zet ook via cytokines de macrofagen aan
B-lymfocyt wordt plasmacel en gaat antistoffen produceren tegen ziekteverwekker
CD8+-cel dood de virus geïnfecteerde cellen of kankercellen
Wat is de structuur van de lymfeklier?
Lymfeklier is een secundair lymfoïd orgaan. Het bestaat uit een kapsel, cortex, follikels en het merg. Filter voor weefselvloeistof.
Er is een afferent efferent lymfevat en een vena en een arterie.
Hoe werkt het adaptieve respons (Bijvoorbeeld bij een grote teen infectie)?
Lymfocyten migreren via de lymfe en de lymfeklieren worden geactiveerd. Antistoffen worden gevormd en voornamelijk via de ductus thoracicus komen deze in het bloed en zo ook weer in de grote teen terecht
Afhankelijk van de plek van de infectie worden soms ook de tonsillen of de milt geactiveerd.