1C3 week 13 HC 3 & 4 Geriatrische patiënt Flashcards

1
Q

Wat is de levensverwachting op verschillende momenten bij mannen en vrouwen?

A
  • Geboorte: 80 vs 83,3 jaar
  • 65 jaar: 18,8 vs 21,3 jaar
  • 80 jaar: 8,2 vs 9,7 jaar
  • 90 jaar: 3,9 vs 4,6 jaar
  • 99 jaar: 2 vs 2,4 jaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waarvan hangt de levensverwachting af?

A

Kwetsbaarheid / somatische staat vd patiënt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de definitie van de geriatrische patiënt?

A

Oudere patiënten die door een veelvoud van stoornissen in lichamelijk en/of geestelijk functioneren, al dan niet met een ontregelde sociale situatie, een complex ziektebeeld vertonen. Ook is er sprake van kwetsbaarheid/afnemende zelfredzaamheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn kenmerken van de geriatrische patiënt?

A
  • Hoge prevalentie meerdere leeftijdsspecifieke aandoeningen
  • Snelle (onverklaarde) achteruitgang, toename complicaties
  • Verminderde mogelijkheid tot herstel
  • Atypische ziektepresentatie
  • Verminderde homeostase
  • Somato/psycho/sociale verwevenheid
  • Minder sensitiviteit en specificiteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn veelvoorkomende klachten van de geriatrische patiënt?

A
  • Geheugenproblematiek, verwardheid, depressie, sufheid
  • Mobiliteitsstoornissen, vallen
  • Ondervoeding, gewichtsverlies
  • Incontinentie, doofheid, kouwelijk, blindheid
  • Dyspnoe, bradycardie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de prevalentie van depressie onder ouderen?

A
  • 2-3% heeft ernstige depressie
  • 15-20% heeft lichte vorm van depressie
  • 1/3 zelfmoord is ouder dan 60 jaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is anders bij behandeling van geriatrische patiënten?

A
  • Heteroanamnese
  • Meer tijd nodig
  • Functionele anamnese
  • Cognitieve testen, ECG
  • Reanimatie en euthanasie bespreken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is frailty?

A

Een staat van leeftijdgerelateerde fysiologische kwetsbaarheid, resulterend in verminderde homeostatische reserve en minder mogelijkheden om weerstand te bieden aan stress

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de vijf kenmerken van frailty?

A

Gewichtsverlies, uitputting, verminderde lichamelijke activiteit, verminderde loopsnelheid en verminderde handknijpkracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe wordt de kwetsbaarheid bij alle 70-plussers in het ziekenhuis ingeschat?

A

VMS-bundel: ondervoeding, mobiliteit, delier en ADL functie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het doel van het geriatrische model?

A

Optimaliseren kwaliteit van leven

- Behoud of herstel zelfredzaamheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de comprehensive geriatric assesment?

A

Systematische aanpak van verschillende probleemgebieden bij de geriatrische patiënt

  • Reduceert mortaliteit op korte termijn
  • Zorgt voor langer thuiswonen
  • Voorkomt functieverlies
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waar wordt naar gekeken bij de comprehensive geriatric assesment?

A

Somatiek, psyche, functioneren, sociaal (en toekomst)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de doelen van de comprehensive geriatric assesment?

A
  • Identificeren acute aandoening
  • Optimaliseren zelfredzaamheid
  • Maximale kwaliteit van leven
  • Intergeren wens van patiënt
  • Voorkomen morbiditeit en mortaliteit
  • Beste behandelplan bepalen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is een delier?

A

Acuut ontstane verwardheid met aandachtsstoornissen van fluctueel beloop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn risicofactoren voor een delirium?

A
  • Dementie, ouderdom, eerder delier, visus en gehoor stoornissen
  • Infectie, medicatie, chirurgie en trauma
17
Q

Wat zijn gevolgen van een delirium?

A

Verlengde ziekenhuisopname, verlies zelfstandigheid, cognitieve afname en hoge mortaliteit

18
Q

Wat zijn diagnostische criteria voor een delier?

A
  • Aandachtsstoornissen
  • Acuut ontstaan
  • Additionele geheugensstoornissen
  • Geen bestaande neurgocognitieve stoornis
  • Fysiologisch gevolg van een andere medische conditie
19
Q

Welke medicatie hebben een hoog risico voor het ontstaan van een delirium en wat zijn de kenmerken hiervan?

A

Anticholinergica, benzodiazepines en dopamine agonisten

- Rood, droog, heet, blind, boos, volle blaas

20
Q

Hoe kun je de kans op een delirium voorspellen?

A

APACHE

  • Cognitieve beperking
  • Verhoogd ureum/creatinine
  • Ernstige ziekte
  • Visie beperking
  • > 1-2 punten is 25% kans en 3-4 punten 80% kans
21
Q

Hoe kun je een delirium behandelen?

A

Behandelen contributerende factoren en geven van antipsychotica

22
Q

Welke antipsychotica zijn er?

A

D2 antagonisten, a1 antagonisten, H1 antagonisten, anticholinergica en 5-HT2a antagonisten

23
Q

Wat zijn kenmerken van dementie?

A

Langzaam ontstaan, helder bewustzijn, orientatie verstoring, geheugenverlies, andere cognitieve aandoeningen, progressieve verslechtering

24
Q

Wat zijn symptomen van dementie?

A

6 maanden aanwezigheid van:

  • Geheugen verlies
  • Aphasie: spraakverlies
  • Agnosia: verlies herkenning
  • Apraxia: bewegingsverstoring
25
Q

Wat zijn kenmerken van corticale en subocrticale dementie?

A
  • Corticaal: korte termijn geheugen verlies, agnosia en apraxie
  • Subcorticaal: langzaam denken, geheugen verlies, apathie en depressie
26
Q

Wat zijn oorzaken van corticale en subcorticale dementie?

A
  • Corticaal: alzheimer (40%)

- Subcorticaal: vasculair (30-40%), toxisch

27
Q

Wat onderzoek je in het bloed bij verdenking op dementie

A

Bloedbeeld, glucose, Na, Ca, leverfunctie, kreatinine, TSH, vitamine B, albumine

28
Q

Wat zijn de ABC’s van dementie?

A

Activiteiten, behaviour en cognitief

29
Q

Wat is orthostatische hypotensie?

A

Daling SBD met 20 mmHg of DBD met 10 mmHg binnen 3 minuten na opstaan

30
Q

Wat is het gevolg van orthostatische hypotensie?

A

Globale verminderde cerebrale perfusie met als gevolg en korte en snelle collaps

31
Q

Wat zijn mogelijke oorzaken voor orthostatische hypotensie?

A

B-blokkers, volume depletie, bradycardie