10.4 PD een angstig kind Flashcards

1
Q

wat is de definitie van angst?

A
  • onplezierig gevoel van beklemming of spanning
  • motorische en fysiologische verschijnselen
  • dysfunctionele gedachten

angst is een normaal verschijnsel en heeft een nuttige functie

angststoornis
- is het nog adaptief?
- interfereert het met het dagelijks functioneren
- geeft het lijdensdruk?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is de normale ontwikkeling van angst over de jaren?

A

gedurende de ontwikkeling is er een verschuiving
- begin: angst voor concrete externe dingen (dieren, onweer)
- later: geinternalsieerde abstracte angsten (afwijzing)

0-2 jaar: angst voor geluiden, vallen, vreemde voorwerpen en personen
4-6 jaar: angst voor dieren, donker, spoken
6-10 jaar: angst voor lichamelijk letsel, dood, falen
10-… jaar: angst mbt uiterlijk, kritiek van anderen, beoordeling (examens), eigen gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat zijn de etiologische factoren van angst?

A

tweelingonderzoek: 30-50% is verklaard door genetische invloeden

RF voor ontwikkelen angst: geinhibeerd temperament. sterk genetisch bepaald

negatieve ervaringen

sociaal vermijdende gezinnen

angstige, overprotectieve, weinig aanmoedigende opvoedstijl

interactie tussen gen en omgeving: overdracht van ouder op het kind

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

prevalentie
- seperatieangststoornis
- gegeneraliseerde angststoornis
- specifieke fobie
- sociale angststoornis
- paniekstoornis

A
  • seperatieangststoornis: 3%
  • gegeneraliseerde angststoornis: 2%
  • specifieke fobie: 3%
  • sociale angststoornis: 1%
  • paniekstoornis: 0,2%
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

kenmerken seperatieangststoornis

A

specifiek voor kinderleeftijd/ adolescentie

angst als reactie op scheiding van hechtingsfiguur

niet passend bij ontwikkelingsfase

75% van schoolweigeraars heeft seperatieangststoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

kenmerken gegeneraliseerde angststoornis

A

piekeren over diverse aspecten die in het dagelijks leven kunnen voorkomen en er niet mee kunnen stoppen (familie, proefwerken, vrienden etc)

hoofpdijn, vermoeidheid, buikpijn, concentratieproblemen

belemmering in dagelijkse bezigheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

kenmerken specifieke fobie

A

extreme irreele angst voor specifieke situatie/ object resulterend in vermijding

interfereert in dagelijks functioneren

bijv donker, dieren, bloed, dokters

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

kenmerken sociale angststoornis

A

angst in sociale situaties

irreele angst om bekritiseerd te worden

zowel in contact met volwassenen als leeftijdsgenoten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

kenmerken paniekstoornis

A

zonder enige oorzaak krijgen van paniekaanvallen

met als gevolg vermijding van reizen of naar bepaalde plekken toegaan

lichamelijke symptomen
cognitieve symptomen

anticipatieangst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

kenmerken agorafobie

A

angst voor situaties waaruit weggaan moeilijk/ onmogelijk is

situatie wordt vermeden

zijn in de situatie gaat gepaard met heftige angst of paniek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat zijn de nadelige gevolgen op angst op kinderleetfijd

A

heeft nadelige gevolgen op
- schools functioneren
- zelfbeeld
- sociale relaties
- functioneren in familie
- depressie
- kwaliteit leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

hoe werkt cognitieve gedragstherapie?

A

CGT gaat uit van de relatie tussen gedachten, gedrag en gevoel

gevoel
- herkenning van lichaamssignalen
- relaxatietechnieken

gedachten
- negatieve gedachten uitdagen en vervangen door functionele, reele gedachten

gedrag
- behandelen van vermijdend gedrag: exposure–> systemische desensitisatie, operante conditionering–> jezelf belonen voor dapper gedrag
- behandel van een gebrek aan copingvaardigheden: probleemoplossende vaardigheden aanleren, modeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

noem een voorbeeld van exposure, spinnenfobie

A
  1. naar spinnen in boeken kijken
  2. een film op discovery over spinnen kijken
  3. een spin in een potje bekijken
  4. spin uit het potje bekijken
  5. een kleine spin op je hand laten lopen
  6. een echt grote spin op je hand laten lopen
  7. meedoen met het tv programma: fear factor
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

hoe gaat ouderbegeleiding voor ouders met kind met angststoornis

A

psychoeducatie

uitleg van behandeling

actief betrekken ouders bij huiswerk en exposureopdrachten

opvoedingsstijl beinvloeden (modeling en operant conditioneren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

kenmerken CGT

A

behandeling van 1e keus
65-70% behandelsucces
langdurig effect
medicatie pas bij onvoldoende effect en/pf zeer ernstige problematiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

kenmerken farmacotherapie

A

weinig dubbelblind placebogecontroleerd medicatieonderzoek bij kinderen

terughoudendheid met medicatie onder de 6 jaar

bij ernstige of therapieresistente angststoornis: evt ivm CGT

eerste keus: SSRI’s