10.1 kinderpsychiatrische stoornissen Flashcards

1
Q

welke 3 subtypes van ADHD vlgns DSM5?

A

aandachtstekort EN hyperactiviteit-impulsiviteit
- 6 of meer symptomen uit een lijst van 9, voor beide kerndimensies

overwegend aandachtstekort
- alleen voldoende symptomen wijzend op aandachtsporblemen

overwegend hyperactiviteit- impulsiviteit
- alleen voldoende symptomen betreffende hyperactiviteit- impulsiviteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

benoem symptomen, aandachtsporblemen

A
  • onvoldoende aandacht voor details of achteloos fouten maken
  • moeite om de aandacht bij taken of spel te houden
  • niet lijken te luisteren
  • aanwijzingen niet opvolgen of opdrachten niet kunnen afmaken
  • moeite met organiseren van taken
  • vermijden of afkeer hebben van taken die langdurige geestelijke inspanning vragen
  • dingen kwijt raken die nodig zijn voor taken
  • gemakkelijk afgeleid worden
  • vergeetachtig bij dagelijkse bezigheden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

benoem symptomen rondom hyperactiviteit

A
  • onrustig bewegen met handen en voeten of draaien op zijn of haar stoel
  • opstaan als zitten blijven verwacht wordt
  • rondrennen of overal op klimmen als dit ongepast is
  • moeilijk rustig kunnen spelen of ontspannende activiteiten uitvoeren
  • in de weer zijn of maar doordraven
  • aan een stuk door pratem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

benoem symptomen rondom impulsiviteit

A
  • het antwoord eruit gooien voordat de vragen afgemaakt zijn
  • moeite hebben met op de beurt te wachten
  • verstoren van bezigheden van anderen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

ADHD vaak gepaard met andere mentale stoornissen. benoem

A

volgende komen ook vaak voor als iemand ADHD heeft:
ASD
ODD
dyslexie en dyscalcilie
anxiety
depressie
tic stoornis
dyspraxia

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

prevalentie en beloop ADHD

A

3-5% kinderen op basisschoolleeftijd
1,5% jeugdigen
1% volwassenen

man-vrouw ratio: 3:1

beloop:
soms in remissie op volwassen leeftijd
afname van aandachtsproblemen< afname van hyperactiviteit/ impulsiviteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

etiologie ADHD

A

multicausale, heterogene stoornis

genetische factoren
- erfelijkheid 65-90%
- kandidaat genen: DRD4, DAT1

omgevingsfactoren
- maternaal roken of alcoholgebruik in zwangerschap
- laag geboortegewicht
- psychosociale risico-omgeving

gen-omgevingsinteracties

neuropsychologische mechanismen: executieve functies

neurofysiologisch: trage hersengolven, verhoogde theta/beta-ratio (passend bij immature corticale ontwikkeling)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

zeg wat over structuur en functies vann hersenen bij pt met ADHD

A

structureel
- kleiner globaal hersenvolume
- kleinere specifieke structuren: nucleus caudatus, cerebellum, orbitifrontale cortex
- cortex rijping 1.5-2 jaar vertraagt

functioneel
- prefrontale cortex verminderde activiteit (frontostriataal)
- hyperactivatie bijv pariëtaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

behandeling ouders, kind, school bij een kind met ADHD?

A

ouders
- psycho-educatie
- ouderbegeleiding (gedragstherapeutische interventies)

kind
- psycho-eductie
- zelfregulatietraining
- neurofeedback?
- planning en organisatietrainingen/ ‘serious games’?
- voedingssupplementen/ eliminatiedieet?
- medicatie: methylfenidaat, dexamfetamine, atomoxetine, guanfacine, clonidine

school
- psycho-educatie
- gedragstherapeutische interventies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

benoem neurobiologische ontwikkelingsstoornissen

A

voorbeelden:
autismespectrumstoornis
la tourette
aandachtsdeficientie/ hyeractiviteitstoornis (ADHD)
dyslexie
ticstoornis
taal(ontwikkelings)stoornis (TOS)
verstandelijke beperking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

benoem angststoornissen

A

paniekstoornis
agorafobie
gegeneraliseerde angststoornis (GAD)
sociale angststoornis
specifieke fobie
seperatieangststoornis (SAD)
selectief mutisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

benoem obessieve compulsieve en verwante stoornissen

A

obsessieve compulsieve stoornis
verzamelstoornis
morfodysfore stoornis
truchotillomanie
excoriatiestoornis (huidplukstoornis)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

benoem trauma- en stressorgerelateerde stoornissen

A

acute stressstoornis
aanpassingsstoornis
posttraumatische stressstoornis
reactieve hechtingsstoornis
ontremd sociaalcontactstoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

benoem somatisch -symptoomstoornis en verwante stoornissen

A

conversiestoornis (functioneel-neurologisch symptoomstoornis): oa psychogene niet-epileptische aanvallen

somatische-symptoomstoornis: aanhoudende lichamelijke klachten

nagebootste stoornis

morfodysfore stoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

benoem voorbeelden voedings-en eetstoornissen

A

anorexia nervosa
boulimia nervosa
eetbuikenstoornis
pica
ruminatiestoornis
ARFID

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

benoem disruptieve, impulsbeheersing en andere gedragsstoornissen

A

normoverschijdend gedragsstoornis

ODD

17
Q

noem depressieve stemmingsstoornissen

A

disruptieve stemmingsdisregulatie stoornis

depressieve stoornis

dysthyme stoornis

18
Q

benoem EPA (ernstige psychiatrische aandoening)

A

bipolaire stoornis
psychotische stoornis

19
Q

zeg wat iver de diagnostiek psychiatrische stoornis bij kinderen en jeugdigen

A

kinderen zijn in ontwikkeling

gedrag van kinderen varieert per context en moment

nog onvoldoende in staat om over zichzelf te vertellen

meer dimensioneel dan categoraal bepaald

dus nodig: verschillende informanten voor onderzoek, verschillende methoden van ondrzoek, vanuit verschillende invalshoeken/ disciplines lijken

20
Q

hoe gaat de ouder anamnese?

A

klachtenanamnese

ontwikkelingsanamnese en huidig functioneren
- zwangerschap, perinatale complicaties, groei, slaap-en voedingsproblemen, temperament, motoriek, taal, zindelijkheid, contacten, schoolverloop

tractusanamnese
- medicatiegebruik, hersenaandoeningen, gehoors- en visusproblemen, atopie/ voedselintolerantie

familieanamnese

21
Q

hoe gaat kindinterview

A

klachtenanamnese
activiteiten/ hobbies
school/werk
vrienden
gezin
lichamelijke klachten
traumas/ ingrijpende gebeurtenissen
emoties/ gevoelens/ zelfbeleving
projectievragen
reden van komst, specifieke problemen

22
Q

AO psychiatrische stoornissen

A

psychologisch onderzoek
- IQ, diagnostiek van leerproblemen en taalstoornissen
- aandacht, geheugen en planning

somatisch onderzoek
- screening, verwijzing
- op indicatie nader onderzoek
- medicatie

23
Q

zeg wat over etiologie van psychiatrische stoornissen

A

niet 1 oorzaak

multipele factoren die het ontstaan en het beloop van psychiatrische stoornissen bepalen

twee polen: kindfactoren en omgevingsfactoren

24
Q

zeg wat over gen-omgevingsinteractie
- het MAO-A gen

A

MAO-A gen codeert enzym dat in de hersenen vrantwoordelijk is voor de afbraak van oa serotonine en dopamine

MAO-A op het x chromosoom

te weinig van dit enzym–> agressief en impulsief gedrag

25
Q

benoem geslachtsverschillen in de ontwikkeling van de psychopathologie

A

ontwikkelingsstoornissen die op jonge leeftijd beginnen zoals autisme, taalontwikkelingsstoornissen, ADHD
- jongens> meisjes

depressie, eetstoornissen die in adolescentie beginnen
- meisjes> jongens