zuur-base balans Flashcards

1
Q

gevolg pH onder 6,8

A

coma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

gevolg pH boven 7,8

A

krampen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

door welke organen wordt de pH van het bloedplasma gereguleerd?

A

nieren en longen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

belangrijkste buffers in het bloedplasma

A

bicarbonaat/CO2
H2PO4-/HPO4^2- (fosfaten)
Hprotein/protein-

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

via wat wordt de concentratie bicarbonaat geregeld

A

nier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

via wat wordt concentratie CO2 geregeld

A

longen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

setpoint concentratie HCO3-

A

24 mM

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

setpoint concentratie CO2

A

40 mmHg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

vluchtig zuur

A

CO2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

niet-vluchtige zuren

A

zoutzuur
fosforzuur
zwavelzuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

afvoer vluchtig zuur

A

vluchtig zuur (CO2) naar longen
bloedplasma vormt tijdelijke buffer
in longen wordt deze buffer omgezet in vluchtig zuur zodat het uitgeademd kan worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

door welke stof wordt zuurbelasting van niet-vluchtig zuur opgevangen?

A

bicarbonaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat gebeurt er als er extra zuur vrijkomt?

A

opgevangen door HCO3-
in longen wordt dit omgezet naar CO2 en uitgeblazen
bicarbonaatbuffer verminderd > laag bicarbonaat in het bloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

metabole verzuring

A

bicarbonaat laag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

reactie op metabole verzuring

A
  1. setpoint pCO2 naar beneden
  2. meer CO2 uitgeblazen
    gevolg: totale hoeveelheid bicarbonaat en CO2 lager
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

hoe compenseert de nier de lage concentratie bicarbonaat en CO2?

A

zoveel mogelijk bicarbonaat reabsorberen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

functie alpha-intercalair cel

A

zuur dat bij de reabsorptie en aanmaak van bicarbonaat in nier cel ontstaat, afgeven aan urine
CO2 + H2O > H+ + HCO3-

18
Q

Hoe doet de alpha-intercalair cel zijn functie?

A

CO2 en water omzetten in H+ en bicarbonaat.
bicarbonaat aan bloedbaan en H+ uitgescheiden

19
Q

In welke vorm wordt H+ uitgescheiden?

A

ammonium NH4+
titreerbaar zuur TA

20
Q

wat is er aan de hand bij een primair zuur-base stoornis?

A

extra zuur toegevoegd of
bicarbonaat verwijderd of
pCO2 verhoogd

21
Q

wat is er aan de hand bij acidose

A

extra zuur
bicarbonaat verwijderd
pCO2 verhoogd

22
Q

wat is er aan de hand bij alkalose

A

minder zuur
meer bicarbonaat
minder pCO2

23
Q

Wanneer ligt een primaire zuur-base stoornis op respiratoir niveau?

A

storing in pCO2 door stoornis in ventilatie

24
Q

respiratoire acidose/alkalose ziekten

A

hyperventilatie
emfyseem
astma

25
wanneer ligt een primaire zuur-base stoornis op metabool niveau?
storing in bicarbonaatconcentratie
26
metabole acidose/alkalose ziekten
diabetes diarree renale tubulaire acidose overgeven
27
door welk orgaan worden respiratoire verstoringen opgelost?
nier met verandering van bicarbonaat in zelfde verandering als verandering van pCO2
28
door welk orgaan worden metabole verstoringen opgelost? en waarom wordt het niet volledig opgelost?
longen door veranderen setpoint omdat de pCO2 en pO2 beide trigger zijn voor ademhaling, waarvan slechts 1 afwijkend is
29
kenmerken metabole acidose
pH laag pCO2 laag HCO3- laag
30
kenmerken respiratoire acidose
pH laag pCO2 hoog HCO3- hoog
31
kenmerken metabole alkalose
pH hoog pCO2 hoog HCO3- hoog
32
kenmerken respiratoire alkalose
pH hoog pCO2 laag HCO3- laag
33
wat geeft base excess (BE) weer
feitelijke zuurbelasting geeft weer hoeveel base moeten worden toegevoegd of weggehaald
34
BE = 0
meer of minder CO2 aanwezig > respiratoir probleem
35
BE < 0
extra zuur aanwezig > metabole acidose
36
BE > 0
te weinig zuur aanwezig > metabole alkalose
37
anion gap
het verschil tussen de gemeten kationen en gemeten anionen. Plasma moet evenveel kationen als anionen hebben, maar bij metingen altijd tekort aan anionen > anion gap
38
kationen
natrium en kalium
39
anionen
chloride en bicarbonaat
40
situatie bij anion gap normaal
bicarbonaat vervangen door chloride > hyperchloremisch
41
situatie bij anion gap verhoogd
onbekend anion heeft bicarbonaat vervangen