microscopie anatomie: nier en urinewegen Flashcards

1
Q

waar zijn de nieren gelegen?

A

in het retroperitoneale vet
Vet voor bescherming nieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

hoe heten buiten- en binnenkant nier?

A

buitenkant: cortex
binnenkant: medulla

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is er bij de hilus?

A

arterie naar binnen
vene naar buiten
urine via ureter naar buiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat ligt er in de schors?

A

glomeruli waar filtratie plaatsvindt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat gebeurt er in de merg?

A

reabsorptie van stoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

functies nieren

A

filtratie en secretie afvalstoffen uit bloed
regulatie water- en zouthuishouding
hormoon productie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

welke hormonen produceren de nieren?

A

renine
erytropoetine
activatie vitamine D3

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

waaruit is een nefron opgebouwd?

A

glomerulus
proximale tubulus
lis van henle
distale tubulus
verzamelbuis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

functie macula densa

A

meet hoeveelheid NaCl in geproduceerde urine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

bekleding capillairlissen

A

endotheel met daaronder glomerulaire basaalmembraan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

waar bestaat het glomerulaire basaalmembraan uit?

A

collageen IV
lamine
proteoglycanen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat bevind zich aan buitenzijde van basaalmembraan?

A

podocyten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

mesangiale cellen

A

centrale cellen die stevigheid geven aan glomerulus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

endotheelcellen nieren

A

bekleden capillairen
grote fenestrae
negatief geladen waardoor negatief geladen deeltjes er moeilijker door basaal membraan kunnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

mesangiale cel functies

A

houdt capillairlusjes bij elkaar
reguleert hydrostatische druk in capillairlusjes door contraheren
maakt endotheline
kan zich als macrofaag gedragen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

functie endotheline

A

zorgt ervoor dat afferente en afferente arteriolen verkleinen, zodat er minder filtratie is in glomeruli is

17
Q

podocyt

A

epitheelcel rond capillairen
grote kern en veel tentakels
voorkomt dat grotere eiwitten in urine komen

18
Q

basaalmembraan

A

voor selectiviteit

19
Q

waar zorgt collageen IV en laminine van basaalmembraan voor?

A

fysieke barrière

20
Q

waar zorgen proteoglycanen in basaalmembraan voor?

A

negatieve lading basaal membraan waardoor positieve moleculen makkelijker er doorheen kunnen dan negatieve

21
Q

functie proximale tubulus

A

reabsorptie
secretie organische stoffen
metabolisme vitamine D

22
Q

wat reabsorbeert de proximale tubulus

A

H2O
glucose
mineralen
aminozuren
vitaminen
eiwitten onder 70 kDa

23
Q

uit wat voor epitheel bestaat proximale tubulus?

A

hoog cilindrisch epitheel met microvilli

24
Q

lis van henle

A

kubische cellen
dalend: H2O reabsorptie
stijgend: NaCl reabsorptie

25
Q

functie distale tubulus

A

reabsorptie NaCl
secretie H+ en NH4+

26
Q

epitheel distale tubulus

A

kubisch zonder microvilli

27
Q

functie verzamelbuis

A

reabsorptie H2O en NaCl
secretie zuren
absorptie HCO3-

28
Q

functie juxtaglomerulaire apparaat

A

regulatie water-zout balans
RAAS-systeem actief maken
regulaire glomerulaire filtratiedruk
regulatie renale doorstroming en bloeddruk

29
Q

waar bestaat juxtaglomerulaire apparaat uit

A

macula densa
2 arteriolen
juxtaglomerulaire cellen

30
Q

lagen ureter

A

mucosa
muscularis
adventitia

31
Q

mucosa

A

bekleed met urotheel

32
Q

functie muscularis

A

werkt pulserend zodat urine naar blaas gaat

33
Q

lagen urineblaas

A

urotheel
lamina propria
musculaire detrusor (m.propria)
perivesicaal vetweefsel

34
Q

urotheel blaas

A

meerrijig hoog-cilindrisch epitheel met daar bovenop paraplucellen die beschermen tegen zuur in urine

35
Q

lamina propria blaas

A

losmazig bindweefsel met vaatjes en spiervezels

36
Q

musculaire detrusor (m. propria) blaas

A

zorgt voor lediging blaas

37
Q

verschillende kleuringen biopten nieren

A

H&E-kleuring
PAS-kleuring
jones/zilver kleuring