regulatie kaliumuitscheiding Flashcards

1
Q

waar bevindt kalium zich vooral?

A

intracellulair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

intracellulaire functies kalium

A

celvolume
intracellulaire pH
enzymfuncties
eiwitsynthese, celgroei

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

transmembrane functies kalium

A

rustpotentiaal handhaven
neuromusculair
hartritme
vaattonus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

externe kaliumbalans

A

kaliuminput 100 mmol/dag via voedsel
kaliumoutput 10 mmol/dag via uitscheiding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

interne kaliumbalans

A

opname kalium in ECF
uitwisseling kalium tussen ECF en spieren, lever, botten en erytrocyten
uitscheiden kalium via urine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

hoe wordt hyperkaliemie voorkomen

A

translocatie van kalium uit het bloed naar de cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

welke stoffen zorgen voor intracellulaire kaliumopname

A

insuline en adrenaline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

hoe vindt intracellulaire kalium opname plaats

A

bij stimulatie insuline / beta-receptoren worden Na/K-pompen geactiveerd en wordt kalium cel in gepompt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Via wat gaat kalium reabsorptie in de proximale tubulus?

A

K-kanalen en Cl/K co-transporters (transcellulair)
via diffusie (paracellulair)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is gunstig voor kaliumtransport?

A

hoe disteler in de proximale tubulus, hoe positiever de vloeistof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waar zijn ROMK-kanalen aanwezig?

A

in de distale convoluut en de verzamelbuis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

aardoor wordt kalium secretie gestimuleerd?

A

als de tubulus vloeistof negatief is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

door wat wordt valiumsecretie hoofdzakelijk gereguleerd?

A

aldosteron en distale flow

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

hoe zorgt aldosteron voor kaliumsecretie?

A

aldosteron kań de ENaC’s stimuleren, waardoor veel natrium tubuluscel instroomt. Hierdoor depolariseert de tubuluscel en zal er extra veel kalium via ROMK naar buiten stromen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

hoe zorgt de distale flow voor kaliumsecretie?

A

distale flow beïnvloedt de activiteit van de EnaC’s. Als er veel natrium in het distale deel is (doordat er weinig gereabsorbeerd is in proximale deel) wordt er veel natrium aangeboden aan de EnaC’s in distale deel, hierdoor mee dekpolarisatie en meer kaliumsecretie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

flow gemedieerde kaliumexcretie

A

hoe hoger de flow, hoe meer BK (kaliumkanalen) tot expressie komen in het apicale membraan.

17
Q

wat registreert de urine flow

A

primaire cilia

18
Q

doel hypovolemie

A

nierbuisjes worden gestimuleerd om natrium vast te houden en kalium vast te houden

19
Q

doel hyperkaliemie

A

nierbuisjes gestimuleerd om
kalium uit te scheiden en natrium uit te scheiden

20
Q

aldosteronparadox

A

stimulatie van hypovolemie en hyperkaliemie gaan beiden via aldosteron

21
Q

functie aldosteron bij hypovolemie

A

meer natriumreabsorptie via Na/Cl-cotransporter in proximale tubulus.
hierdoor aanbod Na aan EnaC’s lager, waardoor er door ROMK’s minder kalium wordt uitgescheiden

22
Q

resultaat aldosteron bij hypovolemie

A

veel reabsorptie natrium
weinig kalium geseceneerd

23
Q

door wat wordt de Na/Cl-cotransporter in het proximale deel van het nefron geremd?

A

angtiotensine II
hoge kaliumconcentratie

24
Q

wat is het effect van geremde Na/Cl-cotransporter in proximale deel van nefron?

A

ENaC/s in distale deel krijgen meer natrium aangeboden waardoor kalium veel wordt uigescheiden

25
Q

resultaat van hoge distale natriumflow in distale deel
hyperkaliemie

A

weinig natrium gereabsorbeerd
en veel kalium geseceneerd

26
Q

met wat gaat hypokaliemie samen?

A

alkalose

27
Q

met wat gaat hyperkaliemie samen?

A

acidose

28
Q

effect lage pH op kaliumbalans

A

meer H+ in extracellulaire milieu > Na/H exchange geremd > daling intracellulaire natriumconcentratie > stimulatie Na/K-pomp om meer kalium naar buiten te pompen > hyperkaliemie

29
Q

effect hyperkaliemie in bloed op pH in nier

A

in tubuluscellen kalium naar binnen en H+ naar buiten. Er verdwijnen dus protonen uit de cel > intracellulaire alkalose > remming afgifte bicarbonaat aan bloedzijde en H+ aan urinezijde > extracellulaire acidose