ZO Les 3.3 Flashcards

1
Q

Design thinking - in 5 stappen

A
  1. Empathize
  2. Define
  3. Ideate
  4. Prototype
  5. Test
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Design Thinking - Fase 1

A

Fase 1 - Creëer empathie voor de eindgebruiker (inleven)
> design thinking model start met het verzamelen van informatie over doelgroep -> om vast te kunnen stellen wat de kern vh probleem is en voor wie oplossingen bedoeld zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Design Thinking - Fase 2

A

Fase 2 - Definieer het probleem (definiëren)
> vaak zit er een vraag achter de vraag en daarmee een probleem achter het probleem.
> o.b.v. alle info uit de 1e fase, kan het werkelijke probleem vastgesteld worden waarvoor een oplossing gewenst of nodig is.
> bij het concretiseren vh probleem staat wederom de doelgroep centraal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Design Thinking - Fase 3

A

Fase 3 - Verzin oplossingen (ideeën genereren)
> Genereer ideeën die een mogelijke oplossing kunnen zijn voor het probleem.
> Gaat hierbij om het bedenken van vele oplossingsrichtingen
> bij meerdere ideeën -> is het zaak die te filteren met de doelgroep als uitgangspunt.
> De meest kansrijke ideeën gaan naar de volgende fase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Design Thinking - Fase 4

A

Fase 4 - Maak een prototype (prototyping)
> Creëer 1e versie vd oplossing, die door de doelgroep/eindgebruiker in de volgende fase getest kan worden.
> bij concreet product/systeem -> maak een prototype
> bij werkwijze -> creëer dan de voorwaarden om deze werkwijze ergens in de praktijk te brengen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Design Thinking - Fase 5

A

Fase 5 - Test & optimaliseer (testen)
> Test het prototype door het voor te leggen aan de doelgroep.
> Het wordt duidelijk hoe de doelgroep de oplossing ervaart, wat wel/niet werkt of de oplossing daadwerkelijk het probleem oplost.
> oplossing aanpassen
> start iteratief proces

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Design Thinking in de praktijk

A

Design Thinking besteedt veel aandacht aan de belevingswereld vd eindgebruiker en vraagt om samenwerken in multidisciplinaire teams -> kan proces arbeidsintensief maken –> maar die investering verdient zichzelf in latere fasen terug, omdat het daadwerkelijke probleem geadresseerd wordt en er dus voor het juiste probleem oplossingen worden gezocht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is creativiteit?

A

= het vermogen om perspectieven, paden, oplossingen, mogelijkheden en ideeën te zien die anderen niet kunnen of willen zien.

De uitkomst van creatief proces mag onvoorspelbaar zijn, de weg ernaartoe is dat minder. Creativiteit is namelijk deels een vaardigheid en deels een houding (attitude -> verwijst naar hoe onbevangen je in het leven staat). Beide aspecten kun je zelf beïnvloeden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

4 aspecten van creativiteit:

A
  1. De creatieve persoon
    > belangrijke eigenschappen zijn: nieuwsgierigheid, zelfvertrouwen, met onzekerheden
    kunnen omgaan, energie, onafhankelijk, speels, doorzettingsvermogen en het durven
    nemen van risico’s.
  2. Het creatieve proces
    > Dit is de beschrijving vd stappen waardoor je tot bruikbare nieuwe ideeën komt.
  3. De creatieve omgeving
    > Het gaat hierbij om het geheel van omstandigheden in een organisatie die invloed
    hebben op de mate waarin medewerkers creatief mogen en willen zijn.
  4. Het creatieve idee
    > De 2 belangrijkste criteria voor het beoordelen van een creatief idee in organisaties
    zijn originaliteit en bruikbaarheid.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

De stappen van het creatieve proces

A

Elk creatief proces verloopt anders, maar als creatieve technieken o peen gestructureerde manier worden ingezet, wordt meestal een proces bestaande uit afzonderlijke stappen gevolgd. –> 6 fasen:

1) Bepaal probleemformulering -> wat is het probleem dat moet worden opgelost?
2) Verzamel informatie over het probleem -> alle deelnemers aan het creatieve proces
moeten zoveel mogelijk weten van het probleem voordat wordt begonnen met nadenken
over oplossingen.
3) Genereer ideeën -> dit is de feitelijke creatieve fase. Het gaat erom om zoveel mogelijke
(deel)oplossingen te bedenken.
4) Evalueer ideeën -> dit is de fase van convergentie.
5) Selecteer ideeën -> kies het beste idee of kies meerdere ideeën.
6) Stel plan van aanpak op.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Nut van methoden voor creativiteit:

A

Het is niet altijd eenvoudig om voor een ander perspectief te kiezen dan je eigen invalshoek. Methoden voor creativiteit helpen hierbij -> leveren op 3 manieren een nuttige bijdrage, namelijk door:

  1. Het vergroten vd variatie aan oplossingen
  2. Het met een frisse blik bezien van bekende zaken
  3. Je los te maken vh verleden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Creativiteitsmethoden

A

-> bevorderen je vermogen om creatief te zijn.

Ze zorgen ervoor dat je in minder voor de hand liggende situaties terecht komt waardoor je wordt gedwongen op een andere manier tegen de werkelijkheid aan te kijken.

Soorten creativiteitsmethoden:
> Brainstormen
> Wensdenken
> Vooronderstelling kraken
> Lateraal denken
> Parallel denken
> Mindmapping
> SWOT-analyse
> Laaghangend fruit 
> Innovatiepatronen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Creativiteitsmethode - Brainstormen

A

Brainstormen heeft als doel via associatie in korte tijd zo veel mogelijke verschillende ideeën te generen.

Elk idee roept weer nieuwe ideeën op.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Creativiteitsmethode - Wensdenken

A

Wensdenken (wishful thinking) is een methode die precies omgekeerd werkt in vergelijking met veel andere creativiteitstechnieken.
Doorgaans is het startpunt een vraag (of probleem), waarna wordt gezocht naar antwoorden en oplossingen. Wensdenken draait deze procedure om -> het startpunt is een ideale oplossing en van daaruit wordt terug geredeneerd om te bepalen hoe je dat zou kunnen realiseren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Creativiteitsmethode - Vooronderstelling kraken (assumption busting)

A

De methode vooronderstelling kraken richt zicht op het expliciet maken van vooronderstellingen en het vervolgens kritisch tegen het licht houden van deze vooronderstellingen.

Stap 1 -> hierin worden alle vooronderstellingen opgeschreven.
Stap 2 -> hierin daag je de vooronderstellingen uit, wat ga je doen:
x Vooronderstellingen kritisch onderzoeken
x Vooronderstellingen omdraaien

Vooronderstellingen die vooral extra aandacht verdienen zijn:
> Vooronderstellingen waarvan je denkt dat ze waar zijn, maar dat misschien niet zijn.
> Zaken waarvan je denkt dat ze noodzakelijk zijn maar dat misschien niet zijn.
> Dingen waarop je denkt geen invloed te hebben, maar die je misschien wel kunt
beïnvloeden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Creativiteitsmethode - Lateraal denken

A

Lateraal denken = het verschuiven van denkpatronen, wegstappen van verankerd en voorspelbaar denken, met als doel nieuwe en onverwachte ideeën te vinden.

Lateraal denken maakt gebruik vd volgende technieken om tot nieuwe inzichten te komen:
- Concept-alternatieven -> ga uit vh bekende, kijk welke onderliggende ideeën (concepten)
hieraan ten grondslag liggen en bedenk hiervoor alternatieven.
- Willekeurige ingang -> kies een willekeurig voorwerp of een woord uit een woordenboek
en associeer dat met het onderwerp waarover je aan het denken bent.
- Provocatie & beweging -> kom met een provocerend alternatief voor de huidige situatie
- Uitdaging -> stel het huidige product of de huidige manier van werken ter discussie.
- Focus

17
Q

Creativiteitsmethode - Parallel denken

A

Het doel van parallel denken = alle deelnemers aan de discussie in dezelfde richting te laten kijken en denken.
De Bono onderscheidt 6 denkrichtingen, hij heeft ze elk met een kleur van een hoed verbonden. Vandaar dat het parallel denken ook bekend is al de methode met de 6 denkhoeden.

  1. Witte hoed -> staat voor feiten, cijfers en informatie
  2. Rode hoed -> staat voor emoties, gevoelens en intuïtie
  3. Zwarte hoed -> staat voor negatief, pessimistisch en advocaat vd duivel
  4. Gele hoed -> staat voor de zonnige kant, dus positief, optimistisch en kansen
  5. Groene hoed -> staat voor vruchtbaarheid, creativiteit, alternatieven en beweging
18
Q

Creativiteitsmethode - Mindmapping

A

Mindmapping = een techniek om inzicht te krijgen in een vraagstuk door een schema te maken vh onderwerp en de daaraan gerelateerde zaken.

Mindmapping wil een beroep doen op onze beiden hersenhelften.
Dit wordt bevorderd door:
- Gebogen lijnen te gebruiken i.p.v. rechte lijnen
- Zo weinig mogelijk tekst te gebruiken, noteer alleen kernwoorden
- Tekeningen op te nemen die een onderwerp of concept weergeven.
- Verschillende kleuren, vormen en symbolen te gebruiken om categorieën aan te duiden
- Tempo te houden -> ga niet te lang nadenken of het schema wel compleet en helemaal
correct is.

19
Q

Creativiteitsmethode - SWOT analyse

A

SWOT-analyse maakt duidelijk wat de sterke en zwakke punten van een idee zijn en welke kansen en bedreigingen eraan verbonden zijn.

Het staat voor strengths - weakness - opportunities - threats

20
Q

Creativiteitsmethode - Laaghangend fruit

A

De achterliggende gedachte bij de methode vh laaghangend fruit is dat sommige ideeën makkelijker of sneller zijn te realiseren dan andere, en dat het zinvol is hiermee te starten.

De methode is heel eenvoudig -> elk idee krijgt 3 scores:

  1. Hoeveelheid spanning (tijd, moeite of geld) kost de invoering van dit idee (score 1-10)
  2. Hoeveelheid opbrengsten genereert dit idee? (score 1-10)
  3. Hoeveelheid invloed kunnen wij uitoefenen op de realisatie vh idee? (score 1-10)

De methode zorgt voor duidelijke focus bij het bedenken van ideeën. Daarnaast is methode ook bruikbaar in de fase vh selecteren van ideeën en door de ideeën te presenteren.

21
Q

Creativiteitsmethode - Innovatiepatronen

A

Innovatiepatronen zijn speciaal ontwikkeld voor innovatieprocessen.

Het doel = nieuwe product concepten te bedenken die genoeg afwijken vd bestaande producten om de interesse van klanten te wekken, maar die wel passen bij de huidige positionering en mogelijkheden vd organisatie.

5 innovatiepatronen (om bestaande producten systematisch te wijzigen)
1. Weglaten (subtraction) -> je laat steeds een element weg.
2. Vermenigvuldigen (multiplication) -> je voegt 1 of meerdere kopieën van een bestaand
element toe en wijzigt die daarna op een bepaalde manier.
3. Opdelen (dividion) -> je deelt een product op in meerdere delen die je daarna op een
nieuwe manier samenvoegt.
4. Samenvoegen van taken (task unification) -> taak wordt toegevoegd aan bestaand
element vh product of de directe omgeving hiervan.
5. Veranderen afhankelijkheid elementen (attribute dependency change)

22
Q

Wat is doel van innoveren?

A

Doel van innoveren = kennis omzetten in nieuwe waarde voor klanten en zo de concurrentiepositie van het bedrijf verstevigen.

De basis van innoveren is dus kennis, kennis over producten, klanten, markten en technologieën.
Kennis is de basis van innovaties en innoveren vereist leren.

23
Q

Wat is leren?

A

Leren heeft te maken met hoe je naar de werkelijkheid kijkt.
Peter Senge onderscheidt 3 niveaus van naar de werkelijkheid kijken:
1. Gebeurtenissen
-> direct waarneembare acties en gedragingen: ze hebben betrekking op ‘wie deed wat’.
Hierbij hoort een reactieve manier van innoveren: een klant wenste een bepaald product,
dus wij maken dat.

  1. Gedragspatronen
    -> deze worden afgeleid van gebeurtenissen die over langere tijd zijn waargenomen.
    Ook dit is een reactieve vorm van innoveren: als veel klanten dezelfde klacht hebben
    over ons product, is er waarschijnlijk iets mee mis en moeten we dat aanpassen.
  2. Systeemstructuren
    -> hierbij richt de aandacht zich op de onderliggende oorzaken van gedragspatronen,
    zodat deze worden veranderd.

Bij verschillende niveaus van naar de werkelijkheid kijken horen 2 verschillende soorten leren: Adaptief leren & generatief leren.

24
Q

Bij verschillende niveaus van naar de werkelijkheid kijken horen 2 verschillende soorten leren: Adaptief leren & generatief leren

A

Adaptief leren:
> Hierbij reageer je op veranderingen door je aan te passen.
> Het accent ligt hierbij op probleemoplossing: het ontdekken & corrigeren van
afwijkingen in bekende, vertrouwde situaties.
> hoewel adaptief leren een belangrijke vorm van leren is, is het ook een beperkte vorm.
Fundamentele vragen, zoals waarom dit product eigenlijk wordt aangeboden of waarom
dit proces op deze wijze wordt uitgevoerd, wordt niet gesteld.

Generatief leren:
> Dit is gericht op het vernieuwen van een aangetroffen situatie en doet een groter
beroep op onze creativiteit -> het gaat nu niet om het oplossen van problemen maar om
het scheppen van nieuwe kansen.
> Voorwaarde van generatief leren is dat je het systeem doorziet dat leidt tot de
gebeurtenissen of het gedragspatroon -> hierdoor kun je de oorzaken wegnemen, in
plaats van de symptomen bestrijden.

25
Q

Analytisch denken & intuïtie

A

Voor innoveren is zowel analytisch denken als intuïtie belangrijk, een idee is dat deze functies te verbinden zijn aan de linker- en rechterhelft van onze hersenen;
x Linkerhelft -> rationeel, logisch, stap voor stap
x Rechterhelft -> intuïtie, creativiteit en grote sprongen

Intuïtie = het vermogen om conclusies te trekken op basis van beperkt beschikbare informatie.

26
Q

Expliciete en onbewuste kennis

A

Het resultaat van leerprocessen = kennis.
Afgeleid vh werk van filosoof Micheal Polayni worden 2 soorten kennis onderscheiden:
x Expliciete kennis -> kennis die is vastgelegd in boeken en handleidingen.
Het is kennis die in klaslokalen worden overgedragen, we schrijven en discussiëren
erover.

x Onbewuste kennis -> bestaat daarentegen uit door ervaring opgedane subjectieve
inzichten die medewerkers over lagere tijd hebben opgebouwd en die niet direct
overdraagbaar en deelbaar zijn.

Voor innovatie is onbewuste kennis belangrijker dan expliciete kennis

27
Q

Welke kennis is voor innovatie belangrijker?

A

Voor innovatie is onbewuste kennis belangrijker dan expliciete kennis.
De relevante expliciete kennis kan door concurrenten doorgaans vrij eenvoudig worden verzameld. Het belang van onbewuste kennis is ook 1 vd redenen waarom innovaties het best in crossfunctionele teams kunnen worden ontwikkeld.

28
Q

Hoe kun je leren?

A

Voor het leren van je eigen fouten en successen volg je de stappen in de leercyclus:

  1. Bepalen van je doel -> wat willen we bereiken?
  2. Bepalen van je strategie -> Hoe gaan we dat doen?
  3. Uitvoeren vd activiteiten -> Je doet wat je wilt doen
  4. Vaststellen in welke mate je je doel hebt bereikt -> hebben we het doel bereikt?
  5. Wat heb ik geleerd?

Leren leidt tot verbetering vh beeld dat we in ons hoofd vd werkelijkheid hebben -> ons mentale model.

Mentaal model => beschrijft hoe wij denken dat zaken in de werkelijkheid gebeuren, leren verandert ons mentale model.

29
Q

Leren en afleren

A

Belangrijk aspect van vernieuwen -> is dat vernieuwen vaak ook stoppen met oude dingen betekent. Mensen moeten afstand doen van een vertrouwd product, werkwijze of kennis.

Acceptatie is extra moeilijk als de nieuwe aanpak, de technologie of het product afkomstig is van een andere organisatie => Not Invented Here-syndroom -> we moeten het wel zelf hebben bedacht en ontwikkeld, anders kan het gewoon niet passen bij ons.

De buitenwereld reikt baanbrekende ideeën, producten of diensten aan -> maar ze worden niet opgepakt. Mensen worden alleen enthousiast over ideeën die ze zelf hebben bedacht.

30
Q

5 redenen waarom in organisaties kennis niet wordt omgezet in daden:

A

Door Pfeffer & Sutton -> 5 redenen waarop weten in organisaties niet automatisch wordt omgezet in doen:

1) Als praten in de plaats komt van doen
2) Als het geheugen de vervanger wordt van denken
3) Als handelen op grond van kennis wordt belemmerd door angst
4) Meten als belemmering voor een goede oordeelsvorming
5) Als vrienden door interne concurrentie vijanden worden.

31
Q

Lerende organisatie

A

Een lerende organisatie = een organisatie die het vermogen heeft nieuwe kennis te creëren, te verzamelen en intern te verspreiden, en die haar gedrag wijzigt als antwoord op deze nieuwe kennis en inzichten.

Nauw verbonden hiermee is het begrip ‘absorptievermogen’
bestaat uit 4 elementen:
1. Acquisitie = het identificeren en verkrijgen van bruikbaar lijkende externe kennis ->
duidelijke innovatiestrategie helpt hierbij.
2. Assimilatie = het je eigen maken van kennis door deze te analyseren, verwerken,
interpreteren en begrijpen.
3. Transformatie omvat het combineren van nieuw verkregen kennis met bestaande kennis
om zo nieuwe inzichten of ideeën te ontwikkelen.
4. Exploitatie = het omzetten van verkregen inzichten in nieuwe producten, diensten of
kennis.

32
Q

5 disciplines die essentieel zijn voor een lerende organisatie:

A
  1. Systeemdenken -> je moet aandacht hebben voor het geheel en niet alleen voor de
    onderdelen.
  2. Persoonlijk meesterschap -> individuele medewerkers moeten de drive hebben om zich
    steeds verder te ontwikkelen en zich continu in te zetten voor het aanleren van nieuwe
    kennis en vaardigheden.
  3. Mentale modellen -> we reageren op situaties o.b.v. ons idee over hoe de wereld in
    elkaar steekt.
  4. Gemeenschappelijke visie
  5. Teamleren -> het afstemmen en ontwikkelen vd capaciteiten van een team om de
    resultaten te realiseren die de leden wensen.
33
Q

Creativiteit in organisaties:

A

Creativiteit in organisaties verwijst naar het vermogen om ideeën te bedenken die zowel nieuw als bruikbaar zijn.

Organisatorische creativiteit = het bedenken van nieuwe en waardevolle ideeën via gezamenlijke inspanning en door het stimuleren van dialogen waarbij meerdere kennisdomeinen zijn betrokken.

34
Q

Creatieve medewerkers

A

Organisaties zijn niet creatief, het zijn altijd de mensen in de organisatie die zich meer of minder creatief gedragen.
Volgens Terese Amabile zijn er 3 voorwaarden die bepalen in hoeverre medewerkers in staat en geneigd zijn zich creatief te gedragen in een organisatie.

3 componenten van creativiteit:

  1. De mate waarin ze beschikken over expertise
  2. De mate waarin ze beschikken over creatieve denkvaardigheid
  3. De mate waarin ze beschikken over motivatie

Expertise = de betrokken medewerkers moeten verstand van zaken hebben.
> Wat wensen klanten? Wat doen concurrenten?

Creatieve denkvaardigheden = kennis en ervaring met creatieve methoden en iemands persoonlijkheid.

2 soorten motivatie:
> Intrinsieke motivatie -> passie & interesse
> Extrinsieke motivatie -> belonen & straffen

35
Q

Kenmerken van creatieve ondernemers

A

vijf vaardigheden waardoor ondernemers in staat zijn potentiele innovaties te bedenken:
1. Associëren -> dit is het met elkaar verbinden van niet-gerelateerde vragen, problemen,
oplossingen en methoden uit verschillende velden.
2. Vragen stellen
3. Observeren
4. Experimenteren
5. Netwerken -> met als doel om hun ervaringen & kennis te verrijken en te verbreden.

36
Q

Creativiteit in organisaties bevorderen

A

Een aantal manieren waarop de leiding van een organisatie creatief gedrag door medewerkers kan stimuleren:
x Uitdaging -> mensen moeten hun werk uitdagend vinden en die uitdaging moet in
overeenstemming zijn met hun vaardigheden.

x Vrijheid -> geef mensen de vrijheid om te bepalen hoe ze hun taken uitvoeren.

x Middelen -> tijd en geld moeten in de juiste mate beschikbaar zijn.

x Teamkenmerken -> het team dat zich bezighoudt met de innovatie moet een diverse
samenstelling hebben.

x Stimulerende leiding -> de leiding dient creatief gedrag van medewerkers op alle niveaus
in de organisaties te stimuleren.

x Organisatorische ondersteuning -> zorg voor de juiste procedures en voor erkenning en
beloning van degenen die zich creatief opstellen.

37
Q

Steun voor creatieve ideeën:

A

Kenmerken van creatieve ideeën die blijven haken:
> Eenvoud: wat is de kern van je idee?
> Onverwacht: mensen hebben verwachtingen en de beste manier om de aandacht voor je
idee te krijgen, is door te verrassen.
> Concreet (tastbaar): gebruik natuurlijke taal en geef echte voorbeelden met tastbare
dingen die mensen voor zich kunnen zien.
> Geloofwaardig
> Emotie: zorg dat je luisteraars een gevoel bij jouw idee krijgen
> Verhalend: vertel je idee in de vorm van een verhaal