VZ Les 3.1 Flashcards

1
Q

Hoofdfunctie van slapen

A

-> slapen om te herstellen:
0 Diepe slaap -> herstel van fysieke vermogen & zorgt voor een goede stofwisseling.
0 Droomslaap -> zorgt voor emotioneel evenwicht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Overige functies van slapen:

A
  • ontspanningen vh lichaam
  • lichaam bouwt voldoende energie op voor volgende dag
  • lichaamscellen groeien en herstellen tijdens de slaap
  • kinderen in de groei en zorgvragers die herstellen van een ziekte hebben meer rust en slaap nodig.
  • ontspanning vd geest
  • voorkomen van oververmoeid raken
  • voorkomen van lusteloos en prikkelbaar worden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Slaap-waakritme

A

slaap-waakritme -> gestuurd vanuit de hersenen.

Slaap bestaat uit stadia/cycli van 90 minuten.

Bij normale slaap doorloopt iemand 5 stadia

Ieder mens heeft eigen slaap-waakritme = biologische klok. Behoefte aan slap van persoon wordt bepaald door zijn levensritme, zijn daginvulling en voor deel ook door zijn leeftijd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Stadia van slaap:

A
Stadium 0 - Ontspanning 
Stadium 1 - Vertraging van lichaamsfuncties
Stadium 2 - Totale ontspanning
Stadium 3 - Moeilijk te wekken
Stadium 4 - Lichamelijk herstel
Stadium 5 - Remslaap

Dit samen is 1 slaapcyclus +/- 90 min

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Slaapstadia 0

A

= Ontspanning

Iemand begint zich te ontspannen, vitale functies vertragen en lichaamstemp. wordt lager.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Slaapstadia 1

A

= Vertraging vd lichaamsfuncties

De belangrijkste lichaamsfuncties vertragen en de spieren ontspannen zich.
- hartslag, ademhaling, bloeddruk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Slaapstadia 2

A

= Totale ontspanning

Totaal ontspannen -> kunt nog wel vrij gemakkelijk wakker worden.
-> dit stadium bereik je ong. 15 min nadat je in slaap gevallen bent.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Slaapstadia 3

A

= Moeilijk te wekken

-> bloeddruk en lichaamstemperatuur zijn gedaald.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Slaapstadia 4

A

= Lichamelijk herstel

Volkomen ontspannen, geen beweging meer waar te nemen, erg moeilijk te wekken.
Komt hormoon vrij dat de groei beïnvloedt en weefselgenezing bevordert.

Slaapwandelen en bedplassen komen in dit stadium voor.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

In welke slaapstadia komen slaapwandelen en bedplassen voor?

A

Stadium 4 - Lichamelijk herstel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Slaapstadia 5

A

= Remslaap

Je droomt, de activiteit vd lichaamsfuncties wisselt en de ogen bewegen snel heen en weer (rapid eye movement) –> daarom remslaap genoemd.

Spieren ontspannen zich verder (in nek/gezicht).

Hormoon adrenaline stootsgewijs in bloedbaan afgegeven –> beïnvloedt de vitaliteit en vermoeidheid, de stofwisseling, het weerstandsvermogen en de overdracht en zenuwprikkels.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Factoren die de slaap beïnvloeden:

A

> Leeftijd
- Bij vaststellen of iemand voldoende slaap/rust krijgt = leeftijd belangrijke factor

> Slaappatroon
- ieder mens heeft zijn eigen persoonlijke gewoonten voor het naar bed gaan.

> Lawaai en ongemakken

> Medicijnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Relatie tussen slapeloosheid en psychische problemen

A

Chronische slapeloosheid is 1 vd meest voorkomende gezondheidsproblemen in NL.

Slapeloosheid = de allerbelangrijkste risicofactor voor het ontstaan van een depressie en maakt mensen kwetsbaar voor het ontwikkelen van een posttraumatische stressstoornis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Klachten die de slaap verstoren:

A

> Lichamelijke klachten:

 - Pijn
 - Honger en dorst
 - Gedwongen houding

> Psychische klachten

  • vaak moeilijk weg te nemen.
  • Als vpk: aandachtig luisteren naar wat de zorgvrager erover kwijt wil of kan.

Vervelende aan slaapproblemen is, dat als ze er eenmaal zijn, er nog een extra angst bij komt = de angst om niet in te kunnen slapen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Slaapproblemen:

A

0 Slecht slapen
- Slecht in slaap komen, ‘s nachts vaak wakker, weer moeite om in slaap te komen, te
vroeg wakker worden.
- Niet uitgerust wakker worden
0 Slapeloosheid (insomnie)
- Minstens 3x per week een nacht slecht geslapen.
- Meer prikkelbaar, minder concentratie
- >3 weken? -> langdurige slapeloosheid
0 Slaperigheid overdag (hypersomnie)
- Neiging om overdag in slaap te vallen
0 Slaapproblemen
- Klachten m.b.t. het slaap-waakpatroon
0 Negatieve conditionering
- Angst dat je ‘s nachts niet in slaap valt (cyclus)
- Associeert slapen met iets onaangenaams
0 Overmatig slapen
- Manier om te ontkomen aan zorgen of frustraties (depressie)
0 Slaapwandelen
0 Nachtmerries
- gevolg van niet goed verwerkte situaties
0 Ongezond activiteiten-en-rustpatroon
0 Verstoring dag-en-nachtritme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Gevolgen van slaaptekort

A

> Concentratieverlies en minder opmerkzaam -> kan leiden tot ongelukken
Minder energie
Prikkelbaarder
Lichamelijk niet goed functioneren
Minder goed informatie verwerken (minder alert)
Verstoorde gedachten gang (meer stress)
Oververmoeidheid
Afwijkend gedrag (nervositeit, geïrriteerd of angstig)

17
Q

Verpleegkundige taken die slaap-waakritme bevorderen:

A

Wat je als vpk kunt doen om slaap te bevorderen, wordt bepaald door de wensen/gewoonten vd zorgvrager en door wat hij wel/niet zelf kan.

  • frisse kamer, goed opgemaakt bed
  • bevorder gezond dag-en-nachtritme
  • slaapmiddelen
  • voorlichting
  • vermijd gebruik cafeïne houdende middelen
  • zorg voor prettige houding in bed
  • hanteer regels voor slaaptijden en slaapgewoonten in leefgroepen
18
Q

Verpleegkundige taken die slaap-waakritme bevorderen - Slaapmiddelen

A

zorgvrager die slaapmiddel gebruikt, maak je klaar voor de nacht voordat hij dit slaapmiddel inneemt:
> blaas leeg
> bed in orde
> zorgvrager moet direct kunnen slapen, nadat hij slaapmiddel ingenomen heeft.

19
Q

Soorten slaapmiddelen

A

inslaapmiddel = snelwerkend middel, dat ook weer snel in lichaam wordt afgebroken.
-> werkt het beste bij inslaapproblemen.

Doorslaapmiddel = langzamer werkend middel.
-> werkt beter bij doorslaapproblemen

20
Q

Nadelen slaapmiddelen

A

werken ontspannend op de spieren -> zorgvrager kan vallen als hij uit bed komt.

+ snelle verslaving (niet langer dan 2 weken voorgeschreven)

Bestrijdt de symptomen, maar niet de oorzaak