GK Les 3.6 Flashcards

1
Q

Verklaringen psychische stoornissen:

A

> Biologische verklaringen -> zit in je lichaam
x Hersenen & gedrag (hogere en lagere hersenniveau)
x Erfelijkheid
x Neurotransmitters

> Psychosociale verklaringen -> psychische processen die in je hoofd afspelen
   x Leertheorie
   x Cognitieve theorie
   x Systeemtheorie
   x Milieutheorie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Cognitieve functies:

A

intellectuele functies (onderscheidt mens van dier) -> vind je in hoger hersenniveau (hebben dieren niet)
> Oordeelsvermogen
- Realiteits-/norm-/decorumbesef en zelfinschatting
> Abstractievermogen
- Vermogen om te generaliseren en te classificeren, hoger denkniveau, problemen
oplossen, hangt samen met ontwikkelingsniveau.
> Executieve functies
- Ingewikkelde handelingen ondernemen (prefrontale cortex)
- Plannen, in logische volgorde uitvoeren, controleren en stoppen
> Reken en taal
- motorische (broca) en sensorische (Wernicke) taalcentrum
> Intelligentie
- Kennis op rationele manier gebruiken voor nieuwe situaties
- 70-130 IQ-score = normaal

=> als hier storingen inzitten, kunnen er psychische stoornissen ontstaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Biologisch: Hersenen - het hoogste niveau

A

De intellectuele functies liggen in:
–> Hersenschors of cortex, het hoogste niveau
* Grijze schors -> hier liggen de cellichamen (in witte stof liggen de axonen = uitlopers)
axonen verbonden aan cellichamen, dus alles staat met elkaar in verband.

--> 4 hersenkwabben: (grijze schors)
    x Frontaal kwab
    x Pariëtaal kwab
    x Temporaal kwab
    x Occipitaal kwab
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Biologisch: Hersenen - lagere herseniveau

A

Lagere hersenniveau = het limbische systeem
> Regulatie emotioneel gedrag
- emotie, motivatie, geheugen, genot

> Verbinding met de hersenschors

  • Gewaarwording en gedachten
  • Storing hierin? -> waanstoornis

> Verbinding met hypothalamus

  • Hormonen
  • Storing? -> geeft veel cortisol af = veel stress

=> bepaalde hersenfuncties zijn verantwoordelijk voor bepaald gedrag en dus bepaalde
stoornissen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Biologisch: Erfelijkheid

A

Erfelijke psychiatrische aandoeningen

  • Ernstige recidiverende depressies
  • Bipolaire stoornissen
  • Schizofrenie

Erfelijkheid

  • Zit niet op 1 gen
  • Meerdere kleine afwijkingen op verschillende genen –> maakt samen de psychische
    stoornis.

Erfelijkheid bepalen door tweelingstudies
- Concordantie: beiden ontwikkelen 1 stoornis
eeneiige tweeling is genetisch identiek; dus als het bij beide voorkomt is er sprake
van erfelijkheid.

=> Erfelijkheid betekent een kwetsbaarheid voor een bepaalde stoornis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Biologisch: Neurotransmitters

A

Angst
> Verhoogde noradrenaline

Paniekstoornis
> verlaagde GABA en verlaagde serotonine

Psychotische stoornissen
> verhoogde dopamine

Depressie
> verlaagde serotonine en verlaagde noradrenaline

Manie
> verlaagde serotonine en verhoogde noradrenaline

=> Teveel of te weinig aan bepaalde neurotransmitters kan bijdragen aan het ontwikkelen
van een stoornis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Neurotransmitters - Angst

A

verhoogde noradrenaline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Neurotransmitters - Paniekstoornis

A

verlaagde GABA

verlaagde serotonine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Neurotransmitters - Psychotische stoornissen

A

verhoogde dopamine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Neurotransmitters - Depressie

A

verlaagde serotonine

verlaagde noradrenaline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Neurotransmitters - Manie

A

verlaagde serotonine

verhoogde noradrenaline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat doet antipsychotica?

A

Zet een blokje op dopamine-receptor -> komt dopamine niet meer over => wordt geremd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Er zijn dus 3 mogelijke verklaringen vanuit biologische standpunt:

A

► Hersenen: hogere en lagere hersenfunctie
§ Hogere hersenfunctie liggen in grijze stof
◊ Intellectuele niveau
§ Lagere hersenfunctie = limbische systeem
◊ Meer betrokken bij emotieregulatie
► Erfelijkheid
► Neurotransmitters = boodschappersstofje
§ Tussen 2 cellen doorgegeven
Te veel of te weinig neurotransmitters –> psychische stoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

4 psychosociale verklaringen voor psychische stoornissen:

A

1) Leertheorie
2) Cognitieve theorie
3) Systeemtheorie
4) Milieutheorie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Psychosociaal: Leertheorie

A

Leertheorie gaat er vanuit dat alles is aangeleerd via bepaalde leertheorieën.
Hierin verschillen wij niet zoveel van dieren.

=> bepaald aangeleerd gedrag leidt tot stoornissen.
aangeleerd gedrag is ook af te leren!!

Klassiek conditioneren (pavlov) & operant conditioneren (skinner)

Met name bij angststoornissen is conditioneren van belang:
1) klassiek conditioneren:
> autorijden + ongeluk = angst (specifieke fobie)
2) Operant conditioneren:
> autorijden = angst
> Niet autorijden (vermijden) = geen angst = beloning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Klassiek conditioneren

A

(Pavlov)

Klassiek conditioneren:
> Antecedentie invloed: wat gaat eraan vooraf
- Passieve vorm van leren
- hoe ontstaat gedrag?

Hond met belletje, voedsel, kwijlen

17
Q

Operant conditioneren

A

(Skinner)

Operant conditioneren
> Consequente invloed: bekrachtiging positief / negatief
- Actieve vorm van leren
x je krijgt beloning -> dus daarom ga je door met het gedrag
x als je ervoor wordt gestraft (negatief) -> dan stop je ermee met dat gedrag
- Waarom blijft gedrag bestaan?

18
Q

Psychosociaal: Cognitieve theorie

A

Fouten in de cognitie (denkfouten)

Iedereen maakt denkfouten (elke dag) -> maar uiteindelijk is het aanpassen vd denkfouten erg moeilijk.

> Selectieve aandacht
- aandacht alleen op het negatieve richten

> Over generalisatie

  • kleine tegenslag: “zie je wel, alles gaat verkeerd’
  • zie je vaak bij depressies

> Irrationele cognities

  • Opvattingen niet gebaseerd op feiten
  • vaak bij angststoornissen (specifieke fobieën)

> Disfunctionele cognities

  • Draagt niets bij, leidt tot vermijding
  • Bijv. je ligt ‘s nachts in bed te piekeren en te piekeren
  • Vaak bij depressies (piekerstoornis)

Hieruit ontstaan ‘cognitieve schema’s’ = systematisch de werkelijkheid foutief interpreteren.

=> storende of foutieve gedachten leiden tot stoornissen

19
Q

Psychosociaal: Systeemtheorie

A

systeem = gezin waarin je opgroeit
Als er tijdens het opgroeien problemen zijn -> kans groter op psychische stoornis.

Problemen in systemen:
> foutieve gezinsstructuren
- zondeblok (bliksemafleider) met een stoornis is teken van foutief gezinsfunctioneren.
- zwarte schaap vd familie
> Foutieve communicatiepatronen in het gezin
- leiden tot psychiatrische ziekten bij kind
> Intergenerationele invloeden
- Bepaalde problemen gaan van generatie op generatie over (zonder erfelijkheid)
- Bijv. alcoholproblemen / jonge moeders

=> problemen in het gezin kan leiden tot stoornissen bij het individu

20
Q

Psychosociaal: Milieutheorie

A

Milieu = sociale omgeving, leefgemeenschap of maatschappij
–> sociale milieu als voedingsbodem voor psychiatrische ziekten:
> Sekserollen
- vrouwen vaker depressief, fobieën en eetstoornissen
- Zo worden we ook opgevoed: ‘mannen horen geen angst te voelen’ -> vrouwen wordt
meer toegestaan om die angst te hebben.

> Slechtere sociaal-economische situatie

  • bevorderen een stoornis, bijv. schizofrenie
  • gebrek aan structuur, ritme -> kan ervoor zorgen dat stoornissen ontwikkelen
  • mensen met lagere SES -> vaker psychische stoornis

=> het milieu draagt bij aan het ontstaan van een stoornis

21
Q

Er zijn dus 4 mogelijke verklaringen vanuit het psychosociale gebied voor psychische stoornissen:

A

Leertheorie
= stoornis door verstoord (aangeleerd) gedrag

Cognitieve theorie
= stoornis door fouten in denkpatronen (cognities, schema’s)

Systeem theorie
= stoornis door verstoorde interactiepatronen in het gezin (systeem)

Milieutheorie
= stoornis door verstoorde maatschappij