ZO Les 3.1 + 3.2 Flashcards

1
Q

Wat bepalen de missie, visie en strategie van een organisatie?

A

De missie, visie en strategie van een organisatie bepalen de richting waarin nieuwe innovaties worden gezocht. Zo waarborg je dat de ontwikkelde innovaties passen bij het bedrijf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Missie =

A

De missie van een organisatie is een ruim gedefinieerde, duurzame beschrijving van de organisatiedoelstelling en van de punten waarop de organisatie zich onderscheidt van andere, soortgelijke organisaties.

  • De missie geeft zo duidelijk mogelijk aan waar de organisatie voor staat.
  • In de missie dienen de klantenbehoefte centraal te staan (en niet de producten die het bedrijf voortbrengt).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Visie =

A

Visie geeft aan waar de organisatie voor gaat.

  • De visie geeft de gewenste situatie weer; het is een heldere en inspirerende schets van het toekomstperspectief van de organisatie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Functie missie & visie:

A

Een duidelijke missie en visie geven richting aan het zoekproces naar innovaties.
Zij bepalen welke innovaties passen bij de organisatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Strategie en 2 soorten:

A

Een strategie geeft aan waar een organisatie heen wil en hoe zij daar wil komen.
Er zijn 2 soorten:

1) Organisatiestrategie -> wordt vastgesteld op het topniveau van een organisatie en bestrijkt alle relevante gebieden, zoals marketing, financiën, productie en innovatie.
- Elk organisatieonderdeel of bedrijfsfunctie kent eigen doelstellingen.
- Goede doelstelling zijn uitdagend maar haalbaar, waardoor medewerkers geprikkeld
worden om grenzen te verleggen en innovatief te zijn.

2) Innovatiestrategie -> dit betreft de uitwerking vd organisatiestrategie in innovatiebeleid.
- het omvat zowel de innovatiedoelstellingen als hoe de organisatie die wil realiseren.
- Belangrijke aspecten zijn het portfolio, het innovatieproces, incentives, en de verdeling
van de voor innovatie beschikbare middelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een goede strategie?

A

Een goede strategie genereert waarde voor de klanten en de organisatie, is onderscheidend van concurrenten, specifiek en compleet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

SWOT-matrix & innoveren:

A

Voor het opstellen van een nieuwe strategie voeren veel organisaties een SWOT-analyse uit.
SWOT = Strengths, Weakness, Opportunities en Threats.
> Deze analyse maakt duidelijk wat de sterkten en zwakten vd organisatie zijn, en welke
kansen en bedreigingen er zijn in de omgeving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Stappen bij SWOT-analyse zijn:

A

1) Vaststellen van relatieve sterkten en zwakten vd organisatie.
2) De kansen en bedreigingen afgeleid uit de externe analyse die zich richt op de afnemers, concurrenten, de waardeketen of het waarde netwerk waar de organisatie deel van uitmaakt, en de bredere maatschappelijke omgeving.
3) In een SWOT-matrix worden de sterkten en zwakten afgezet tegen de kansen en bedreigingen.
4) Het management bedenkt voor elk van de vier cellen een passende strategie, die daarna weer richtinggevend is voor de uit te voeren innovatieprojecten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de Ansoff-matrix:

A

de Ansoff-matrix is een bruikbaar model om inzicht te krijgen in diverse mogelijkheden om de doelstellingen van een organisatie beter te realiseren.

De Ansoff-matrix onderscheidt 4 groeistrategieën:

1) Marktpenetratie
2) Marktontwikkeling
3) Productontwikkeling
4) Diversificatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke 4 groeistrategieën onderscheidt de Ansoff-matrix:

A

1) Marktpenetratie
> hierbij tracht het bedrijf de huidige producten aan meer potentiele klanten binnen de
huidige markt te verkopen.

2) Marktontwikkeling
> Er wordt gezocht naar nieuwe afnemersgroepen voor huidige producten, dit kan zowel
in eigen land als in buitenland.

3) Productontwikkeling
> Het bedrijf richt zich met nieuwe producten op bestaande markten

4) Diversificatie
> het betreft verkopen van nieuwe producten op (voor het bedrijf) nieuwe markten.
> brengt grotere risico’s en onzekerheden met zich mee, maar kan het bedrijf ook juist
minder afhankelijk maken van een klein aantal bestaande activiteiten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is Blue Ocean stategie:

A

De Blue Ocean strategie = een strategie die als uitgangspunt neemt:
> producten die een nieuwe markt creëren hebben vaak hogere winstmarge dan
producten die moeten concurreren in bestaande markten.

De bedenkers vd methode zeggen dat: om de concurrentie te verslaan moet je stoppen met de concurrentie te verslaan.

Geven dit beelden weer door te spreken van blauwe en rode oceanen:
- Rode oceaan -> hierin vechten concurrenten als haaien met elkaar met slinkende
winstmarges tot gevolg, de moordende concurrentie kleurt de oceaan rood.

  • Blauwe oceaan -> hierin zwem je in je eentje rond, zonder hinder van concurrenten.

De volgende stap is het toepassen van waarde-innovatie:
- Welke factoren kun je weglaten, verminderen of verhogen en welke nieuwe factoren zou je logischerwijs kunnen toevoegen?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

2 verschillende methoden van klantwaarde bepaling zijn:

A

1) Waargenomen klantwaarde
> hierbij wegen klanten de voordelen van een product af tegen de opoffering om het te krijgen.

2) Economische klantwaarde
> klanten kiezen hier voor het product met de laagste totale kosten van bezig.
* totale kosten van bezit = alle kosten die klanten maken gedurende gehele periode dat de klant het product bezig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waargenomen klantwaarde :

A

-> hierbij wegen de klanten de voordelen van een product af tegen de opoffering om het te krijgen.
De componenten van waargenomen klantwaarde:
> Product (functionele + emotionele voordelen ervan)
> De aanvullende diensten, zoals goede telefonische dienstverlening of gratis
onderhoudsbeurt.
> Het merk
> rationele voordelen: klanten stellen het hebben van persoonlijke of zakelijk band met
aanbieder op prijs
> Voordelen op sociaal-maatschappelijk terrein

Aan andere kant staan de opofferingen:

  • Prijs
  • Overige verkrijgingskosten (tijd, moeite, psychische kosten)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Economische klantwaarde :

A
-> klanten kiezen hier voor het product met de laagste totale kosten van bezig. 
Het gaat hierbij om:
- Aanschafprijs
- De kosten vh instaleren
- Het leren gebruiken en gebruiken
- het onderhouden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waardecomponenten bij diensten van klanten:

A

Klanten waarderen diensten doorgaans op de volgende 5 kwaliteitsdimensies:
1. Tastbaarheden
2. Betrouwbaarheid
3. Responsiviteit -> de bereidheid van medewerkers vd dienstverlener om te luisteren naar
de klant en om daarna de gewenste kwaliteit te leveren.
4. Zekerheid
5. Empathie -> de mate waarin de dienstverlener zich in de klant inleeft en de wil heeft te
voldoen aan diens wensen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Inspelen op kansen;

De 4 stappen om via gepland opportunisme te bepalen welke nieuwe strategie kansrijk is:

A

Gepland opportunisme = een systematische proces voor zowel het herkennen van mogelijke veranderingen en de kansen die deze bieden, als voor het ontwikkelen van experimenten om hieruit nieuwe innovatieve ideeën af te leiden en te benutten.

4 stappen:

  1. Identificeer zwakke signalen
    • Onderscheid de factoren en omstandigheden die het huidige succes vd organisatie
      bepalen.
  2. Ontwikkel hypothese over de toekomst
    • Zwakke signalen variëren in de mate waarin ze invloed hebben op het huidige
      bedrijfssucces en kunnen kansen of bedreigingen zijn.
  3. Test hypothese met experimenten
    • Voer het idee op kleine schaal uit, niet met het doel om geld te verdienen, maar om te
      leren.
  4. Bepaal vervolgstappen
    • Experimenten zijn per definitie tijdelijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Strategiemodel dat uitgaat vd waarde die aan klanten wordt geleverd, alsmede de mogelijkheden om je in de ogen van de klanten te onderscheiden van andere aanbieders –> model van Pine & Gilmore:

A

Toenemend belang van toegevoegde waarde -> model van Pine & Gilmore; hier worden 4 niveaus onderscheiden:
1. Bulkgoederen (laagste niveau) –> commodities.
> bijv. agrarische producten of delfstoffen.
> Essentieel is dat klanten weinig of geen verschil waarnemen tussen de verschillende
aanbieders; daarom zijn dit soort markten sterk concurrerend.

  1. Verwerkte producten -> voorzien beter in de behoefte van consumenten dan
    bulkgoedere, ze bieden meer waarde en hierdoor is hun prijs hoger.
    > Tarwe verwerkt als brood in per kg duurder dan een zak tarwe.
  2. Producten als diensten
    > geen wasmachine omdat ze zo’n mooi glimmend wit apparaat willen, maar voor
    schone kleren.
  3. Producten als belevenissen -> bedrijven maken hun aanbod en belevenis door het
    creëren van gedenkwaardige gebeurtenissen via het aanbieden van een pakket
    samenhangende goederen en diensten. Dit kan op 3 manieren:
    > Product promoten via een belevenis
    > Product te verkopen via een belevenis (bijv. aangename sfeer en passende muziek)
    > Een emotionele beleving te koppelen aan het product.
18
Q

Trends in de maatschappij;
In onze samenleving doen zich allerlei trends voor. Elk van deze trends kan aanleiding zijn voor nieuwe innovaties.
7 belangrijke trends:

A
  1. Verminderen van internationale handelsbelemmeringen.
  2. Demografie
  3. Duurzaamheid:
    x Profit -> financiële dimensie
    x People -> sociale dimensie
    x Planet -> de ecologische dimensie
  4. Samenwerking in waardeketens
    x de waardeketen omvat alle activiteiten die samenhangen met de stroom en
    transformatie van goederen.
    x Supply chain management = het streven naar integratie van alle activiteiten in de
    waardeketen door het verbeteren vd relaties tussen de partijen, met als doel
    versterking vd marktpositie vd gehele waardeketen.
  5. Toenemende klantenwensen
    x Massamaatwerk -> hierbij krijgen klanten producten op maat door de gewenste
    componenten te kiezen.
  6. Opkomst van het internet (digitale transformatie)
  7. Nieuwe technologieën
19
Q

De rol van klanten in het innovatieproces:

A

Klanten spelen belangrijke rol in innovatieprocessen omdat zij uiteindelijk het succes van innovaties bepalen.

20
Q

Verschillende voordelen om klanten te betrekken bij innovatieprocessen:

A
  1. Ontwikkelen beter product -> het uiteindelijke product voorziet beter in klantbehoeften.
  2. Versnellen innovatieproces -> een kleinere kans op tijdrovende terugkeer naar een eerder ontwikkelfase omdat behoeften niet goed zijn begrepen.
  3. Informeren van gebruikers -> doordat klanten betrokken zijn bij de ontwikkeling is het gemakkelijker hen te informeren over het gebruik en de eigenschappen vh nieuwe product.
  4. Versnellen vd diffusie -> de betrokkenheid van klanten vergemakkelijkt de acceptatie in de markt en versnelt daarmee de diffusie.
  5. Verbeteren public relations -> het betrekken van klanten is goed voor het imago vd organisatie, levert gratis publiciteit op en versnelt het vinden van steun in de markt.
  6. Verbeteren relatie met klant -> klanten waarderen het als leveranciers laten zien dat ze streven naar betere dienstverlening door hen te betrekken bij innovatieprocessen.
21
Q

Wat wil je leren van klanten?

A

Klanten spelen een cruciale rol bij innovatieprocessen, maar wat moet een organisatie weten van haar klanten? -> 5 modellen die aangeven welke informatie belangrijk is.

1) onderscheidt verschillende niveaus van klantbehoeften.

2) De totale klantervaring -> beschrijft het gehele proces vh moment dat klanten behoefte
krijgen aan een product t/m het afdanken vh product.

3) De Job-to-be-done methode -> helpt om inzicht te krijgen in klantbehoeften door het
uitgangspunt dat klanten producten inhuren om bepaalde taken te kunnen uitvoeren.

4) De klantwaarde-hiërarchie -> maakt duidelijk met welk doel klanten producten gebruiken.
5) 3 manieren om inzicht te krijgen in de kansen voor radicale innovaties.

22
Q

3 niveaus van klantbehoeften:

A
  1. Wensen -> dit zijn de behoeften waarvan klanten zich bewust zijn en die ze goed kunnen
    verwoorden.
  2. Problemen -> hierbij weten klanten wel wat ze niet waarderen, maar zijn ze vaak niet
    goed instaat de oplossing hiervan weer te geven, of is de door het genoemde oplossing
    niet de meest geschikte.
  3. Latente behoeften -> dit zijn behoeften waarvan klanten zich nog niet bewust zijn of
    waarvan ze zich nog niet realiseren dat die kunnen worden bevredigd m.b.v. een product
    of dienst vd aanbieder.
23
Q

De verschillende fasen vd totale klantervaring:

A

in elke fase kun je dezelfde reeks eenvoudige vragen stellen:
> Wat? wat doen klanten, wat zouden ze willen doen en wat gaat er mis?
> Waar? waar zijn klanten en waar zouden ze willen zijn?
> Wie? wie is er betrokken en wie is het gezelschap vd klant?
> Wanneer? op welk tijdstip worden de fasen doorlopen en hoe ervaren klanten dat?
> Hoe? hoe wordt voorzien in de klantbehoeften en hoe ervaren klanten dat?

24
Q

De Job-to-be-done methode:

A

Deze methode analyseert het gebruik van een product in bredere zin.
Het basisidee is dat een klant een product inhuurt om een bepaalde taak (job) uit te kunnen voeren. Deze methode beschouwt elke taak als een proces en bestaat uit 8 stappen:

  1. Plannen; het bepalen vd doelstelling vd taak, hoe klanten de taak willen uitvoeren, welke
    middelen nodig of beschikbaar zijn en welke middelen ze willen gebruiken.
  2. Lokaliseren; het bepalen van welke invoer en items, zowel tastbaar als ontastbaar, nodig
    zijn voor een taak.
  3. Voorbereiden; het opstellen en organiseren vd benodigde materialen om deze klaar voor
    gebruik te maken.
  4. Bevestigen; alles wat klanten moeten controleren voordat de taak echt kan worden
    uitgevoerd.
  5. Uitvoeren; de feitelijke uitvoering vd taak
  6. Monitoren; waar moeten klanten op letten en wat moeten ze doen om te zorgen dat de
    uitvoering vlekkeloos blijft verlopen?
  7. Aanpassen; wat moeten klanten aanpassen als er wijzigingen zijn?
  8. Afronden; wat moeten klanten doen om een taak af te ronden?
25
Q

Klantwaarde hiërarchie

A

= goede, gestructureerde manier om diepere redenen van productgebruik boven tafel te krijgen.

Bestaat uit de volgende 3 niveaus:

  1. Attributen -> wat zijn de kenmerken vh product?
  2. Gevolgen -> wat is het resultaat vh productgebruik?
  3. Doelen -> wat wil de klant bereiken?
26
Q

Kansen voor radicale innovaties:

A
  • > 3 vragen die inzicht geven in welke kansen radicale innovaties potentie kunnen hebben:
    1. Wat kunnen klanten niet doen met het huidige product?
    2. Wie zijn de minst aantrekkelijke klanten in de markt?
    3. Welke drempels beperkt de marktvraag?
27
Q

Leren als onderdeel van gewoon

A

Er zijn diverse manieren waarop organisaties kunnen leren van klanten als onderdeel van gewoon werk:

  1. Neem medewerkers uit je doelgroep aan
  2. Beschouw elk klantcontact als een leermoment
  3. Organiseer werk zodanig dat er leerkansen ontstaan
  4. Gebruik beschikbare interne bronnen
  5. Stimuleer en beloon ideeënrijke medewerkers
28
Q

Leren via klantonderzoek –> vormen van klantonderzoek:

A

Vormen van klantonderzoek:
> Klant ondervragen
x Individuele klanten interviewen
x Focusgroep -> dit is een bespreking van zo’n 8-12 klanten over een onderwerp dat
voor de aanbieder van belang is.

> Klant observeren
x Klanten in hun eigen omgeving observeren
Veel gebruikte methode -> etnografische onderzoek
x Klanten op internet observeren
Netnografie -> methode voor het identificeren, verzamelen, analyseren en gebruiken
van dialogen in online gemeenschappen.
x Trends bij klanten analyseren

29
Q

Met klanten innoveren: Co-creatie

A

Co-creatie -> klanten spelen een actieve rol in het innovatieproces en voeren activiteiten uit die normaal gesproken door medewerkers vd organisatie zouden worden uitgevoerd (alle klanten).
> Co-creatie kan zich richten op elke fase vh innovatieproces.

Co-creatie richt zich op alle klanten; andere methoden richten zich op een specifieke groep klanten => Lead users -> zijn gebruikers die nu al in zeer sterke mate een behoefte ervaren, die de meerderheid vd markt pas in de toekomst zal krijgen. Het hoeven geen klanten te zijn.

30
Q

Klanten zelf laten innoveren

A

= meest vergaande manier van klantbetrokkenheid bij innovatieprojecten.

vb. Open source softwareontwikkeling

User toolkits = bedrijven ontwikkelen hulpmiddelen waarmee klanten zelf ontwerpen kunnen maken. Bedrijven doen dit om optimaal te kunnen profiteren vh creatieve vermogen van hun klanten.

31
Q

Wat is technologie?

A

Technologie = het vermogen om dingen te doen.

Organisaties hebben 2 soorten technologieën nodig:
1) Product technologieën -> staat voor het vermogen om een zodanig product te ontwikkelen dat hiermee wordt voorzien in klantbehoeften.

2) Proces technologieën -> staat voor het vermogen dit product daadwerkelijk te maken en aan klanten aan te bieden.

32
Q

De ontwikkeling van technologie

A

Technology Readiness Level -> geeft ht ontwikkelingsniveau van een nieuwe technologie weer; in welke mate is een technologie al klaar (ready) voor toepassing in innovaties?

De levenscyclus van een technologie beschrijft ook de latere ontwikkeling; wanneer een technologie in innovaties wordt toegepast leren we er steeds meer over en kan de technologie verder ontwikkeld worden.
> Vaak afgebeeld als een S-curve, waarbij prestaties worden afgezet tegen de tijd.
> In de introductiefase zijn maar weinig mensen bezig met het ontwikkelen vd nieuwe
technologie, er is nog weinig kennis over de technologie en we moeten nog leren hoe
we deze het slimst kunnen toepassen.
> De groeifase begint als de technologie een drempel passeert en de verbeteringen
elkaar snel opvolgen.
> De volwassenheidsfase breekt als het tempo waarin de technologie wordt verbeterd,
afneemt.

Van tijd tot tijd is het verstandig om over te stappen op een nieuwe technologie -> S in S curve.

33
Q

Gebruik van technologie:

A

In het begin vd levenscyclus van een technologie ontstaan doorgaans standaarden, dominante ontwerpen en platforms. Volgende generaties technologie en toepassingen zijn hierop gebaseerd en worden hierdoor beperkt.

34
Q

Standaarden

A

Een standaard = een technische specificatie die vereist is voor het goed functioneren van een product.
- Gaat bijv. om kwaliteit, compatibiliteit of het leggen van verbindingen met andere producten.

35
Q

Dominante ontwerpen

A

Een dominant ontwerp = de algemeen geaccepteerde verzameling van eigenschappen en kenmerken van een product en bepaalt daarmee de product-architectuur.

Een dominant ontwerp ontstaat vaak aan het begin vd technologielevenscyclus als resultaat van een strijd tussen ontwerpen.

36
Q

Platforms

A

Veel innovaties zijn gerelateerd aan al bestaande elementen (nieuwe app ontwikkelen, voor bepaald applicatiesysteem (apple/android)).

2 soorten platforms:
> Externe (industrie) platforms
- bestaat uit producten, diensten en/of technologieën die worden gebruikt als fundament
waarop andere bedrijven hun eigen aanvullende (complementaire) producten, diensten
of technologieën kunnen ontwikkelen.

> Interne (bedrijf)platforms
- bestaat uit zaken die een bedrijf op een bepaalde manier heeft georganiseerd
waardoor het eenvoudig een reeks afgeleide producten of diensten kan ontwikkelen en
produceren.
- De voordelen van interne platforms zijn onder meer kostenbesparing, een grotere
variëteit in producten en een kortere time-to-market (tijd tussen het bedenken en het op
de markt brengen van een nieuw product).

37
Q

7 lessen uit technologische ontwikkeling:

A
  1. Winnende technologie is goed, niet de beste.
  2. Grote invloed van gewoonten & verleden
    • Pad-afhankelijkheid = het pad dat je gaat volgen in de toekomst is afhankelijk vh pad
      dat je tot nu toe hebt gevolgd.
  3. Nieuw is niet altijd beter
  4. Klanten bepalen waarde van technologie
  5. Infrastructuur voor ondersteuning technologie is essentieel
  6. Vooruitgang door beperkingen
  7. Reeks onvoorziene veranderingen
38
Q

Technologie strategie

A

In het complexe speelveld van technologische veranderingen moeten organisaties een technologiestrategie vaststellen; hiermee dienen ze hun vermogen zeker te stellen om klanten nu en in de toekomst te voorzien van waardetoevoegende producten.

39
Q

Stappenplan voor opstellen van technologie strategie:

A
  1. Inventarisatie technologieën
    > Welke technologieën worden gebruikt?
  2. Bepalen belang technologieën?
    > Voor concurrentievoordeel en kracht relatieve technologie positie
    drie categorieën voor technologie:
    x Basistechnologie -> zijn technologieën die noodzakelijk zijn om mee te kunnen
    doen in de markt maar waarover elke concurrent beschikt en die dus geen
    concurrentievoordeel (meer) oplevert.
    x Sleuteltechnologieën -> technologieën die op dit moment de grootste invloed
    hebben op de concurrentiepositie.
    x Opkomende technologieën (emerging technologies) -> bevinden zich nog in een
    vroeg stadium vd levenscyclus, maar hebben het potentieel om de concurrentie
    verhoudingen te beïnvloeden.
  3. Ontwikkeling technologieën
    > In welke technologieën investeren?
40
Q

Kern competenties (kern bekwaamheden, core competences)

A

= de unieke waardigheden, inzichten of kennis die organisaties in staat stellen producten te maken die klanten voordelen bieden die door concurrenten niet eenvoudig nagebootst kunnen worden.