Wortschatz Kapitel 3 Flashcards
Maandag
Der Montag
Dinsdag
der Dienstag
Woensdag
Der Mittwoch
donderdag
Donnerstag
vrijdag
Freitag
Zaterdag
Samstag
Zondag
Der Sonntag
de morgen
der Morgen
de voormiddag
Der Vormittag
de middag
der Mittag
de namiddag
der Nachmittag
de avond
der Abend
het station
Der Bahnhof
de zaak
Das Geschaft umlaut
de apotheek
Die Apotheke
de bank
Die bank
het bezoek
der Besuch
de bibliotheek
der Bibliothek
de boekhandel
Die Buchhandlung
de Kathedraal
der dom
de toegangskaart
Die Eintrittskarte
het hotel
das Hotel
de binnenstad
die Innenstadt
de kerk
Die Kirche
het ziekenhuis
Das Krankenhaus
het kruispunt
Die Kreuzung
de marktplaats
Der Marktplatz
de parkingplaats
Der Parkplatz
het postkantoor
Das Postamt
het programma
Das Programm
het stadhuis
Das Rathaus
de Rijn
Der Rhein
de rondleiding
der Rundgang
de tram
Die S-Bahn
Het stadscentrum
Die Stadtmitte
het theather
Das Theater
DE metro
Die U-Bahn
Het toursimeburau
Der Verkehrsverein
de trein
der Zug
shoppen
bummln
elkaar ontmoeten
sich teffen
eindigen
enden
luiden
lauten
overdirjven
ubertreiben
vroeger
fruher
gisteren
gestern
vandaag
heute
morgen
morgen
later
Spater
misschien
vielleicht
in elk geval
auf jeden fall
daarna
danach
dan
dann
daar
dort
een beetje
ein wenig
rechtdoor
geradeaus
lang
lange
slechts maar
nur
mooi
schon
absoluut
unbedingt
akkoord
Einverstanden
precies
Genau!
klopt
Stimmt
de inlichting
Die Auskunft
de brief
der Brief
de film
Der Film
het ontbijt
Das Fruhstuck
de schrijftafel
Der Schreibtisch
het uur
die Stunde
vragen
bitten
aansteken
einschalten
