English unit 3 woordenschat Flashcards
een moordpoging
an attempted murder
een zaak
a case
een aanwijzing
a clue
een misdaad
a crime
dood
death
een speurder
a detective/investigator
een ooggetuige
witness
bewijs
evidence
een onderzoek
an investigation
een moordenaar
a killer/ murderer
motief
a motive
een verdachte
a suspect
een verdenking
a suspicion
arresteren
arrested
bekennen
confessed
onderzoeken
investigating
doden
to kill
wreed
cruel
opzettelijk
deliberate
schuldig
guilty
onschuldig
innocent
een misdaad plegen
to commit a crime
een alibi
an alabi
een bekentenis
a confession
een vingerafdruk
a fingerprint
schuld
guilt
onschuld
innocence
een lijkschouwer
medical examiner
dader
offender
een spoor
traces
huiselijk geweld
domestic violence
een wapen
a gun
onthoofden
decapitated
verdrinken
drowned
neersteken
stabbed
verstikken
suffocated
weerzinwekkend
gruesome
grondig
thorough
vlekkeloos
immaculately