ENGELS 5 Flashcards
1
Q
de badkamer
A
a bathroom
2
Q
een slaapkamer
A
a bedroom
3
Q
een rekening
A
a bill
4
Q
een schrijnwerker
A
a carpenter
5
Q
een plafond
A
a ceiling
6
Q
een plein
A
court
7
Q
een hoek
A
a corner
8
Q
meubelstuk
A
furniture
9
Q
een voordeur
A
a frontdoor
10
Q
een vuurtoren
A
a lighthouse
11
Q
een vijver
A
a pond
12
Q
een rijhuis
A
terraced house
13
Q
een boomhuis
A
a treehouse
14
Q
behangpapier
A
wallpaper
15
Q
timber
A
een houten
16
Q
verhuizen
A
to move house