hoe maak ik een afspraak (kapitel zwei) Flashcards
1
Q
Rijden we op zaterdag naar Achen ?
A
Fahren wir am Samstag nach Aachen?
1
Q
Rijden we in het weekend naar Frankfurt ?
A
Fahren wir am Wochenende nach Frankurt?
2
Q
Hoe laat zien we elkaar?
A
Wie spat treffen wir uns?
Um Wie viel uhr treffen wir uns?
3
Q
We zien elkaar om 10 uur
A
Wir treffen uns um zeh Uhr.
4
Q
We rijden op maandag
dinsdag
woensdag
donderdag
vrijdag
zaterdag
A
Wir fahren am Montag
Dienstag
Mittwoch
Donnerstag
Freitag
Samstag
5
Q
goed idee
A
Gute Idee!
6
Q
Na klar!
A
Natuurlijk
7
Q
Ja graag
A
Ja gerne !
8
Q
Geweldig
A
Toll!
9
Q
Spitze
A
top
10
Q
Het spijt me ik heb geen zin.
A
Tut mir leid ich habe keine lust
11
Q
Ik kan niet
A
Ich kann leider nicht
12
Q
dat past mij niet
A
Das passt mir nicht.
13
Q
A