woordenschat thema 6 Flashcards

1
Q

de houding

A

de manier waarop je je gedraagt tegenover anderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

onbewogen

A

zonder gevoel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

vertwijfeld

A

wanhopig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

begrip

A

het begrijpen je kunnen inleven in een ander

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

onbegrip

A

het niet begrijpen je niet kunnen inleven in een ander

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

blik

A

het kijken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

feilloos

A

zonder fouten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

betrekkelijk

A

in vergelijking met iets anders ik vind rekenen betrekkelijk moeilijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

alhoewel

A

geeft een tegenstelling aan hoewel ik houd niet van snoep alhoewel ik een lolly wel lekker vind

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

houvast

A

iets waar je je aan vast kunt houden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

een goed verstaander heeft maar een half woord nodig

A

iemand hoeft maar een beetje te horen om te snappen wat er bedoeld wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

eerlijk duurt het langst

A

eerlijk zijn. levert uiteindelijk het meest op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly