thema 8 week 3 Flashcards

1
Q

de levensstijl

A

de manier waarop iemand leeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

sober

A

als je alleen geld uitgeeft aan dingen die je echt nodig hebt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

vrijgevig

A

als je veel geld weggeeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

krenterig

A

als je liever geen geld aan andere mensen uitgeeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

een poging wagen

A

iets proberen waarvan je niet zeker weet of het lukt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

minstens

A

niet minder, waarschijnlijk meer.
“hij heeft minstens 20 euro in zijn spaarpot”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

de opslag

A

als je meer zakgeld krijgt of een hoger salaris, krijg je opslag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

de blunder

A

een heel domme fout

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

geen cent te makken

A

erg arm zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

met geld smijten

A

erg veel geld uitgeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

van de eerste orde

A

als iets heel erg is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly