thema 3 week 2 Flashcards
1
Q
opzichtig
A
het valt te veel op
2
Q
onopvallend
A
het valt niet op
3
Q
de bermuda
A
een korte broek met pijpen tot je knie
4
Q
de spencer
A
een trui zonder mouwen en zonder kraag
5
Q
de gelegenheid
A
een feestje of een plechtige gebeurtenis
6
Q
meelopen
A
doen wat anderen doen
7
Q
de commercie
A
de handel Iedereen die spullen koopt en verkoopt
8
Q
zich afzetten tegen
A
ergens niet in meegaan maar juist je eigen weg kiezen
9
Q
tweedehands
A
als iets niet nieuw is maar eerst van iemand anders is geweest noem je het tweedehands
10
Q
modieus
A
volgens de nieuwste mode
11
Q
het rolmodel
A
iemand die voor jou een voorbeeld is zo wil jij ook zijn
12
Q
iemand iets op de mouw spelden
A
iemand iets vertellen wat niet waar is