thema 3 week 2 Flashcards

1
Q

opzichtig

A

het valt te veel op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

onopvallend

A

het valt niet op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

de bermuda

A

een korte broek met pijpen tot je knie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

de spencer

A

een trui zonder mouwen en zonder kraag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

de gelegenheid

A

een feestje of een plechtige gebeurtenis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

meelopen

A

doen wat anderen doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

de commercie

A

de handel Iedereen die spullen koopt en verkoopt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

zich afzetten tegen

A

ergens niet in meegaan maar juist je eigen weg kiezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

tweedehands

A

als iets niet nieuw is maar eerst van iemand anders is geweest noem je het tweedehands

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

modieus

A

volgens de nieuwste mode

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

het rolmodel

A

iemand die voor jou een voorbeeld is zo wil jij ook zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

iemand iets op de mouw spelden

A

iemand iets vertellen wat niet waar is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly