thema 3 week 3 Flashcards

1
Q

de modeontwerper

A

iemand die nieuwe mode bedenkt zoals kleding of schoenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

de modegril

A

iets wat heel even in de mode is en dan ook weer vlug verdwijnt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

innerlijk

A

aan de binnenkant je innerlijk is hoe je denkt en hoe je je voelt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

uiterlijk

A

aan de buitenkant je uiterlijk is hoe je eruitziet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

heersen

A

veel voorkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

insnoeren

A

strak aantrekken bijvoorbeeld met de touwtjes aan de achterkant van een korset

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

overstag gaan

A

van mening veranderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

de stijl

A

de manier waarop iemand zich gedraagt of kleedt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

de jaren zestig

A

kleding uit de jaren zestig komt uit de jaren tussen 1960 en 1970

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

zwierig

A

sierlijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

bijbehorend

A

wanneer he erbij hoort bijvoorbeeld een spijkerbroek met bijbehorende riem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

het korset

A

oud strak dameskledingstuk om het lichaam in model te houden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly