Woordenschat en "V", "W" et "Z" Flashcards
le lave-vaisselle
de vaatwasser(s)
le vacancier
de vakantieganger(s) = de toerist
avoir le projet de
faire qqch
van plan zijn (iets te
doen)
Etablir, constater
vaststellen
le/la végétarien.ne
de vegetariër(s)
justifié
verantwoord
responsable de
verantwoordelijk + voor
la responsabilité
de verantwoordelijkheid(he
den)
interdire
verbieden !onscheidbaar,
verbood,
verboden,
heeft verboden
relier
verbinden
verbond,
verbonden,
heeft/is
verbonden
consommer
verbruiken
mauvais,faux,
erroné
verkeerd >< juist,correct
les éléctions
de verkiezing
la tentation
de verleiding(en)
de verleiding weerstaan
causer/provoquer
veroorzaken !onscheidbaar
terrible, affreux,
horrible
verschrikkelijk
le compte-rendu
het verslag(en)
le transport
het vervoer
polluer
vervuilen !onscheidbaar
la pollution
de vervuiling(en) <vervuilen
le chauffage
de verwarming
sans viande
vleesvrij
vrij = + ou - zonder
voler
vliegen
vloog,vlogen,
heeft/is
gevlogen