Woordenschat en "V", "W" et "Z" Flashcards

1
Q

le lave-vaisselle

A

de vaatwasser(s)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

le vacancier

A

de vakantieganger(s) = de toerist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

avoir le projet de
faire qqch

A

van plan zijn (iets te
doen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Etablir, constater

A

vaststellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

le/la végétarien.ne

A

de vegetariër(s)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

justifié

A

verantwoord

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

responsable de

A

verantwoordelijk + voor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

la responsabilité

A

de verantwoordelijkheid(he
den)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

interdire

A

verbieden !onscheidbaar,
verbood,
verboden,
heeft verboden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

relier

A

verbinden
verbond,
verbonden,
heeft/is
verbonden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

consommer

A

verbruiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

mauvais,faux,
erroné

A

verkeerd >< juist,correct

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

les éléctions

A

de verkiezing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

la tentation

A

de verleiding(en)
de verleiding weerstaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

causer/provoquer

A

veroorzaken !onscheidbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

terrible, affreux,
horrible

A

verschrikkelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

le compte-rendu

A

het verslag(en)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

le transport

A

het vervoer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

polluer

A

vervuilen !onscheidbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

la pollution

A

de vervuiling(en) <vervuilen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

le chauffage

A

de verwarming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

sans viande

A

vleesvrij
vrij = + ou - zonder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

voler

A

vliegen
vloog,vlogen,
heeft/is
gevlogen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

le pilote

A

het vliegtuig

25
Q

la nourriture

A

de voeding

26
Q

l’empreinte

A

de voetafdruk(ken)

27
Q

suivre

A

volgen

28
Q

l’exemple

A

het voorbeeld(en) ≠ bijvoorbeeld

29
Q

la résolution

A

het voornemen

30
Q

l’objet

A

het voorwerp ≠ het
onderwerp

31
Q

le président

A

de voorzitter

32
Q

camion, poids
lourd

A

de vrachtwagen(s)

33
Q

Bizarre, étrange

A

vreemd

34
Q

autrefois

A

vroeger

35
Q

les ordures/ les
immondices

A

het vuil

36
Q

la poubelle

A

de vuilbak

37
Q

la marchandise

A

de waar(-aren)
het warenhuis

38
Q

la valeur

A

de waarde(n)

39
Q

probablement

A

waarschijnlijk

40
Q

la consommation
d’eau

A

het waterverbruik < het verbruik

41
Q

l’hebdomadaire

A

het weekblad

42
Q

résister (à)

A

weerstaan
de verleiding
weerstaan

43
Q

peser

A

wegen
woog, wogen,
heeft gewogen

44
Q

Jeter

A

wegwerpen
= weggooien
(wierp weg,
heeft
weggeworpen)

45
Q

peu

A

weinig >< veel

46
Q

dans le monde
entier

A

wereldwijd

47
Q

la loi

A

de wet

48
Q

La loi

A

de wet(ten)

49
Q

légal

A

wettelijk

50
Q

le profit

A

de winst
winst maken

51
Q

l’affaire, la chose

A

de zaak(en)

52
Q

professionnel

A

zakelijk

53
Q

rare/rarement

A

zelden

54
Q

le fauteuil

A

de zetel(s)
in de zetel

55
Q

le plus + adjectif +
possible

A

zo + (adjectief) +
mogelijk

56
Q

autant/tant…….qu
e…..

A

zowel … als

57
Q

économe

A

zuinig

58
Q

lourd

A

zwaar >< licht