Unit 1 : pour se présenter Flashcards
informations personnelles
persoonlijke informatie
le nom
de naam
le prénom
de voornaam
le nom de famille
de achternaam
le téléphone
de telefoon
le numéro de téléphone
het telefoonnummer
le GSM
de gsm
le numéro de GSM
het gsm-nummer
l’adresse mail
het e-mailadres
le domicile
de woonplaats
l’adresse
het adres
la rue
de straat
le numéro de la maison
het huisnummer
le code postal
de postcode
le village
het dorp
la commune
de gemeente
la ville
de stad
la province
de provincie
l’âge
de leeftijd
l’année
het jaar
jeune
jong
le plus jeune, le cadet
de jongste
vieux, âgé
oud
le plus âgé, l’ainé
de oudste
le bébé
de baby
l’adolescent
de puber
l’adolescent
de adolescent
adulte
volwassen
l’adulte
de volwassene
âgé
bejaard
la personne âgée
de bejaarde
majeur
meerderjarig
mineur
minderjarig
né
geboren
l’année de naissance
het geboortejaar
l’anniversaire
de verjaardag
décédé
overleden
mort
gestorven
le sexe
het geslacht
l’homme
de man
la femme
de vrouw
le garçon
de jongen
la fille
het meisje
la famille (sous le même toit)
het gezin
le père
de vader
le papa
de papa
la mère
de moeder
la maman
de mama
le beau-père (nouvel époux)
de stiefvader
la belle-mère (nouvelle épouse)
de stiefmoeder
l’enfant
het kind
l’enfant unique
het enig kind
le fils
de zoon
la fille
de dochter
le frère
de broer
la soeur
de zus
le demi-frère
de halfbroer
la demi-soeur
de halfzus
le fils du beau-père/de la belle mère
de stiefbroer
la fille du beau-père/de la belle mère
de stiefzus
les jumeaux, les jumelles
de tweeling
la famille
de familie
les membres de la famille
het familielid
les grands-parents
de grootouders
le grand-père
de grootvader
le papi
de opa
la grand-mère
de grootmoeder
la mamie
de oma
les petits-enfants
de kleinkinderen
la petite fille
de kleindochter
le petit-fils
de kleinzoon
le parrain
de peter
la marraine
de meter
l’oncle
de oom
la tante
de tante
le neveu/le cousin
de neef
la nièce/la cousine
de nicht
les beaux-parents (parents du conjoint)
de schoonouders
le beau-père (père du conjoint)
de schoonvader
la belle-mère (mère du conjoint)
de schoonmoeder
le beau-frère (frère du conjoint)
de schoonbroer
la belle-soeur (soeur du conjoint)
de schoonzus
l’état civil
de burgerlijke staat
marié
getrouwd
le mariage
het huwelijk
la femme
de vrouw, de echtgenote
le mari
de man, de echtgenoot
cohabitant
samenwonend
le/la partenaire
de partner
le couple
het koppel
la famille recomposée
het (nieuw) samengestelde gezin
divorcé
gescheiden
le divorce
de scheiding
célibataire
vrijgezel
le petit copain
de vriend, het vriendje, het lief
la petite copine
de vriendin, het vriendinnetje, het lief
la veuve
de weduwe
le veuf
de weduwnaar
l’ami
de vriend
l’amie
de vriendin
le chien
de hond
le chat
de kat
le lapin
het konijn
le cochon d’Inde, le cobaye
de cavia
le hamster
de hamster
le canari
de kanarie
la souris
de muis
le poisson
de vis
le poisson rouge
de goudvis
la tortue
de schildpad
la poule
de kip
le coq
de haan
le perroquet
de papegaai
le cheval
het paard
La Belgique
België
le Belge
de Belg
belge
Belgisch
la Wallonie
Wallonië
le Wallon
de Waal
wallon
Waals
français
Frans
francophone
Franstalig
la Flandre
Vlaanderen
le Flamand
de Vlaming
flamand
Vlaams
néerlandophone
nederlandstalig
les Pays-Bas
Nederland
le Néerlandais
de Nederlander
néerlandais
Nederlands
Duitsland
l’Allemagne
De Duitser
l’Allemand
allemand
Duits
la France
Frankrijk
le Français
de Fransman
français
Frans
le Luxembourg
Luxemburg
le Luxembourgeois
de Luxemburger
luxembourgeois
Luxemburgs
le Maroc
Marokko
le Marocain
de Marokkaan
marocain
Marokkaans
arabe
Arabisch
la Turquie
Turkije
le Turc
de Turk
turc
Turks
la Pologne
Polen
le Polonais
de Pool
polonais
Pools
la Roumanie
Roemenië
le Roumain
de Roemeen
roumain
Roemeens
l’Espagne
Spanje
l’Espagnol
de Spanjaard
espagnol
Spaans
le pays
het land
le Royaume-Uni
het Verenigd-Koninkrijk
l’Angleterre
Engeland
l’Irlande
Ierland
l’Autriche
Oostenrijk
la Grèce
Griekenland
l’Italie
Italië
le Portugal
Portugal
le Danemark
Denemarken
la Suède
Zweden
la Norvège
Noorwegen
la Suisse
Zwitserland
les Etats-Unis
de Verenigde Staten
la Russie
Rusland
la Chine
China
le continent
het continent
l’Afrique
Afrika
l’Amérique
Amerika
l’Asie
Azië
l’Australie
Australië
l’Europe
Europa
être
zijn (was,geweest)
devenir/être
worden (werd,geworden)
s’appeler
heten (heette,geheten)
appeler
noemen (noemde,genoemd)
se présenter
zich voorstellen (stelde voor, voorgesteld)
habiter
wonen (woonde, gewoond)
cohabiter
samenwonen (woonde samen, samengewoond)
se marier
trouwen (trouwde, getrouwd)
divorcer
scheiden (scheidde,gescheiden)
aimer
houden van (hield van, gehouden van)
aimer, apprécier
graag hebben (had graag, graag gehad)
tomber amoureux
verliefd worden (werd, geworden)
aimer faire quelque chose
graag doen (deed graag, graag gedaan)
être fou de, adorer
gek zijn op (was gek op, gek geweest op)
s’occuper de
zorgen voor (zorgde voor, gezorgd voor)
se disputer
ruziemaken (maakte ruzie, ruziegemaakt)
être en colère, fâché
boos zijn (was boos, is boos geweest)
être gentil
lief zijn (was lief, is lief geweest)
naitre
geboren worden (werd geboren, is geboren)
avoir son anniversaire
verjaren (verjaarde, is verjaard)
avoir 13 ans
dertien jaar oud zijn (was dertien jaar oud, is dertien jaar oud geworden)
mourir
sterven (stierf, gestorven)
inviter
uitnodigen (nodigde uit, uitgenodigd)
accueillir/recevoir
ontvangen (ontving, ontvangen)
donner
geven (gaf, gegeven)
recevoir
krijgen (kreeg, gekregen)
envoyer un e-mail
mailen (mailde,gemaild)
écrire
schrijven (schreef, geschreven)
téléphoner à
telefoneren (telefoneerde, getelefoneerd)
téléphoner à
bellen (belde, gebeld)
téléphoner à
opbellen (belde op, opgebeld)
consoler
troosten (troostte, getroost)
réconforter
bemoedigen (bemoedigde, bemoedigd)
continuer à, persévérer
volhouden (hield vol, volgehouden)
abandonner
opgeven (gaf op, opgegeven)