UNIT 4 : pour parler de l'environnement et de l'écologie Flashcards

1
Q

l’environnement

A

het milieu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

l’écologie

A

de ecologie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

la terre

A

de aarde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

la planète

A

de planeet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

l’environnement

A

de omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

la biodiversité

A

de biodiversiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

l’écosystème

A

het ecosysteem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

l’air

A

de lucht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

l’oxygène

A

de zuurstof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

de dioxyde de carbone (co2)

A

de koolstofdioxide

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

la couche d’ozone

A

de ozonlaag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

le climat

A

het klimaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

le changement climatique

A

de klimaatverandering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

le réchauffement de la planète

A

de opwarming van de aarde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

l’effet de serre

A

het broeikzseffect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

l’impact

A

de invloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

la pollution

A

de vervuiling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

durable

A

duurzaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

soucieux de l’environnement

A

milieubewust

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

respectueux de l’environnement, écologique

A

milieuvriendelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

biodégradable

A

biologisch afbreekbaar

22
Q

la sauvegarde, la protection

A

de bescherming

23
Q

l’énergie verte

A

de groene energie

24
Q

l’énergie solaire

A

de zonne-energie

25
l'énergie renouvelabe
de hernieuwbare energie
26
les ressources naturelles
de natuurlijke (hulp)bronnen
27
le recyclage
het hergebruiken, het recycleren
28
les déchets
het afval
29
les déchets ménagers
het huishoudelijk afval
30
le compost
de compost
31
le pesticide
de pesticide
32
le produit chimique
het chemisch product
33
toxique
giftig
34
nocif
schadelijk
35
protéger
beschermen (beschermde, beschermd)
36
polluer
vervuilen (vervuilde, vervuild)
37
endommager, abimer
beschadigen (beschadigde,beschadigd)
38
pourrir
bederven (bedierf, bedorven)
39
diminuer
verminderen (verminderde,verminderd)
40
recycler
recycleren (recycleerde,gerecycleerd)
41
réutiliser
hergebruiken (hergebruikte,hergebruikt)
42
jeter
(weg)gooien (gooide weg, weggegooid)
43
gaspiller
verspillen (verspilde, verspild)
44
trier
sorteren (sorteerde, gesorteerd)
45
fondre
smelten (smolt, gesmolten)
46
la faune
de fauna
47
les animaux domestiques
de huisdieren
48
les animaux de la ferme
de boerderijdieren
49
les animaux sauvages
de wilde dieren
50
l'oiseau
de vogel
51
l'insecte
het insect
52
le poisson
de vis