Woordenschat en "L","M" et "N" Flashcards
1
Q
le cuir
A
het leder / leer
2
Q
L’âge
A
de leeftijd(en)
3
Q
le lecteur
A
de lezer(s) /lezeres(v.)
4
Q
salaire
A
het loon = de salaris
5
Q
l’aéroport
A
de luchthaven(s)
6
Q
l’aviation,
l’aéronautique
A
de luchtvaart
7
Q
paresseux
A
lui
8
Q
le mensuel
A
het maandblad
9
Q
sociétal
A
maatschappelijk
10
Q
la société
A
de maatschappij(en)
11
Q
le pouvoir
A
de macht
12
Q
facile
A
(ge)makkelijk >< moeilijk
13
Q
Le marché
A
de markt(en)
14
Q
en + moyen de
transport (bus,
tram, etc.)
A
met + vervoermiddel
(bus, tram, enz.)
! te voet
15
Q
l’environnement
A
het milieu