Werkgroep 1 Flashcards
Een jongetje van drie dagen oud heeft nog geen meconium geproduceerd. De kraamverzorgster geeft dit door aan de huisarts. Deze komt en gaat op onderzoek uit.
Wat is meconium en wat is een normaal tijdstip voor de eerste lozing?
De eerste ontlasting die een pasgeboren baby uitwerpt wordt meconium, kinderpek of darmpek genoemd. Deze is meestal zwart en kleverig (door gal). Dit gebeurt gewoonlijk binnen de eerste 24 uur. Als dit niet gebeurt kan het betekenen dat er geen uitgang is, door een functionele afsluiting (Hirchsprung, geen zenuwen laatste gedeelte colon wd obstructie). Soms kan een baby poepen in het vruchtwater, dit kan t.g.v. stress.
Indien er ergens een passagestoornis optreedt, kan deze anatomisch zijn en functioneel (pathofysiologisch). In welke delen bevindt zich een natuurlijke vernauwing in het maagdarmkanaal?
Vernauwing van de maaguitgang, bij de upper esophage sfincter, lower esophage sfincter, sfincter pylorus, rectum, iliocecale sfincter, interne & externe sfincter anus. Dankzij deze sfincters kan de doorgang gereguleerd worden. De bochten in het sigmoidum werken als het ware ook als sfincters
Hoe wordt de passage in het maagdarmkanaal geregeld?
Aan de hand van de volgende systemen wordt mobiliteit van gladde spierweefsels gereguleerd:
a. Lokale factoren: dit zijn de voornaamste stimuli, dit doen zij afhankelijk van de pH, fysieke vervorming van de wand, chemicaliën (zowel specifieke voedingsstoffen als chemische boodschappers afgegeven door cellen van de mucosa)
b. Neuronale controle: a.d.v. rek receptoren en chemoreceptoren wordt het myenterische plexus aangestuurd (wat zorgt voor peristaltische en segmentatale bewegingen). (nervus vagus en truncus sympathicus)
i. Kort
ii. Lang
c. Hormonale controle: hormonen en peptiden geproduceerd door entero-endocriene cellen
Ook zijn er een aantal reflexen zoals de gastro-colische reflex en de gastro-ileale reflex
Hoe zou een pathofysiologische passagestoornis veroorzaakt kunnen worden?
Door een kankergezwel, taaislijmziekte, ziekte van Hirchspurng (ontbreken zenuwstructuren), verdraaiing/afknelling van zenuw of anustrasie (anus niet goed aangelegd)
Wat is een darmatresie en wat voor verschijnselen zou men kunnen verwachten bij een kind met een darmatresie?
Bij (darm)atresie is er sprake van een aangeboren afwijking met een afsluiting van de dunne darm. Dit komt omdat het niet hol is, ze weten niet precies waardoor. Dit kan ook door hypertrofie van de pylorus. Dit wordt vaak in de 2e of 3e maand van de zwangerschap ontdekt. De baby zal braken, heeft geen ontlasting en een opgezette buik. Dit is fataal als het niet behandeld wordt.
Hoe zou men de plaats van de darmafsluitingen kunnen vaststellen?
Röntgen-foto met contrastvloeistof. Eventueel zou een echo ook kunnen, maar een CT/MRI geeft te veel straling.
Kennis en inzicht van afwijkingen aan het spijsverteringskanaal is onmogelijk zonder een goed overzicht en begrip van de embryonale ontwikkeling.
Uit welk embryonale kiembladen ontwikkelt zich het maagdarmstelsel?
Endoderm: Darmen, epitheel, derivaten
Mesoderm: spieren, bindweefsel, peritoneum
Welke onderverdeling wordt er gemaakt van de primitieve darm en hoe kan je in een volwassen lichaam nog herleiden welke delen van het spijsverteringskanaal uit welk deel van de primitieve darm zijn ontstaan?
Voordarm
a. Pharynx, oesophagus, maag, bovenste deel duodenum
b. Longen, leverparenchym, galblaas en galwegen, pancreas
Middendarm
c. Onderste deel duodenum, jejunum, ileum, caecum, appendix, colon ascendens, 2/3 colon transversum
Achterdarm
d. 1/3 deel colon transversum, colon descendens, sigmoïd, rectum, bovenste anale kanaal
e. Sinus urogenitalis en derivaten
Dit valt te herleiden uit de grote vaten (truncus coeliecus (voordarm), mesenterica superior (middendarm) en mesenterica superior (achterdarm)).
Geef voor elk deel van de primitieve darm aan welk onderdeel van het spijsverteringskanaal daar uit ontstaat. Welke delen liggen intraperitoneaal en welke delen secundair retroperitoneaal?
Intraperitoneaal: lever, maag, milt, bovenste gedeelte duodenum, jejunum, ilieum, colon transcendens, uterus/ovaria, bovenste gedeelte rectum
Extraperitoneaal: nieren, bijnieren, ureteren, urineblaas, prostaat, vagina, onderste deel rectum
Secundair extraperitoneaal: pancreas, laatste deel duodenum, colon ascendens/descendens
De darmen en organen liggen in een volwassen lichaam anders dan in het embryo en de foetus. Welke processen hebben geleid tot de ligging van de darmen en organen in de buik in volwassen toestand? Beschrijf deze processen. Geef ook een klinisch voorbeeld waarbij deze processen niet goed verlopen zijn.
Darmdraaiing (uitgroei in umbilicus, darm draait 270 grade) en maagrotatie (tijdens de embryonale ontwikkeling liggen eerste de pancreas, milt, maag-duodenum en lever op een rijtje). Hierna draait de maag kloksgewijs een kwartslag, waardoor de ligging van bepaalde organen veranderd. Hierdoor komt de pancreas retroperitoneaal te liggen (secundair intraperitoneaal). Ook ontstaat er achter de maag en holte: bursa omentalis).
Hernia umbilicalens (omfalocaile (met amnion) of buikwanddefect). Rotatie kan niet goed gaan.
Zoek op wat de dikgedrukte parameters betekenen en verklaar de afwijkende waarden.
a. CRP/C-reactief proteïne: wordt geproduceerd door de lever en neemt toe bij ontstekingen
b. Hemaglobine: hoeveelheid rode bloedcellen, een tekort kan o.a. komen door uitdroging of juist te veel drinken. Kan ook door kleine wonden in de tractus digestives ofzo?
c. Hematocriet: volume dat rode bloedcellen innemen in het bloed
d. Albumine: regelt vochtbalans van bloed en transport hormonen, voedingsstoffen en vitaminen, wordt gemaakt door de lever. Bij een te lage concentratie is er sprake van beschadiging van de nieren (of lever) omdat deze onvoldoende albumine aanmaakt.
e. Ammoniak: verhoging weergeeft leverfalen, is schadelijk voor de hersenen
f. Bilirubine: afbraakproduct van hemoglobine, is sterk verhoogd bij leverbeschadiding
g. Bilirubine Geconjugeerd: afbraakproduct van hemoglobine, verwerkt door de lever zodat het beter oplosbaar is. Volgens het internet is een verlaagd gehalte niet erg, en geeft een verhoogd gehalte juist aanduiding tot een beschadigde lever?
h. Alkalische fosfatase: defosforylering, een verhoging duidt op beschadiging van de lever, sterke verhoging = obstructie van de galwegen
i. GammaGT: kan glutamaat splitsen en verplaatsen in andere aminozuren, wordt gebruikt om onderscheid te maken tussen problemen met galwegen of leverweefsel, verhoogd is dus leverbeschadiging t.g.v. alcoholische levercirrose
j. ASAT: komt vrij als cellen kapot gaan, kan beschadiging detecteren, deze is sterk verhoogd, t.g.v. parenchymcellen die kapot gaan (ook bij ALAT)
k. ALAT: wordt gebruikt om leverbeschadiging te detecteren, deze is sterk verhoogd
l. Protrombinetijd: bloedstolling via extrensieke route van stollingscascade
Waarom is het belangrijk om zowel geconjugeerd als ongeconjugeerd bilirubine te bepalen?
Omdat Bilirubine (door afbraak rode bloedcellen) door de lever wordt omgezet in geconjugeerd bilirubine, hierbij is het totaalplaatje belangrijk, dit is om hemolyse ook uit te sluiten bijvoorbeeld.
De patiënt vraagt om in aanmerking te mogen komen voor een levertransplantatie. In het behandelteam blijken er mensen zowel voor als tegen een dergelijke behandeling te zijn. Er wordt besloten over deze vraag een moreel beraad te organiseren.
Bespreek argumenten voor en tegen met elkaar.
Argumenten voor: al erg veel leverschade, iedereen gelijk behandelen, enige optie/kans
Argumeten tegen: t.g.v. alcohol-misbruik (ethisch?), eerst clean zijn
Mijnheer de Koning meldt zich bij zijn huisarts met pijn in de bovenbuik, misselijkheid, (ongewild) gewichtsverlies en klachten van vermoeidheid. Bloedonderzoek laat een laag Hb zien, en de huisarts verwijst mijnheer de Koning door naar een Maag-Darm-Leverarts. Er wordt een maagcarcinoom geconstateert, en mijnheer de Koning ondergaat een operatie waarbij een deel van zijn maag wordt verwijderd (maagresectie). Voorafgaand aan de operatie wordt er chemotherapie gegeven. Tijdens deze behandeling is er overleg met de diëtist, om er voor te zorgen dat mijnheer de Vries in een goede voedingstoestand verkeert voorafgaand aan de operatie. Na de operatie krijgt mijnheer de Vries 10 dagen sondevoeding, daarna gaat hij geleidelijk over op vaste voeding. Bij ontslag uit het ziekenhuis is de sondevoeding helemaal afgebouwd. Wanneer mijnheer de Koning terugkomt in het ziekenhuis voor zijn controleafspraken met de chirurg, heeft hij ook een afspraak met de diëtist. Hij blijft onder controle van de diëtist tot zijn voedingstoestand weer stabiel is.
Wat zijn mogelijke oorzaken van het gewichtsverlies van de patiënt, voor en na de operatie?
Voor de operatie: t.g.v. de tumor die veel energie opneemt, chemo en vertering van voedingsstoffen blokkeert
Na de operatie: door de maagverkleining is er minder oppervlak, of minder eetlust, rek van de maag geeft door aan het brein wat de status is qua hoeveelheid. Het eten wordt minder goed opgenomen omdat de sfincter tussen de maag en duodenum er niet meer is.
Na de operatie: darmvlokatrofie omdat patiënt sondevoeding krijgt en dus een deel van de darm niet gebruikt (indien sonde ver in de darmen eindigt, maar meestal door parenenterale voeding). Sneller verzadegingsgevoel door missend stuk van de maag.
Patiënten die een maagresectie hebben ondergaan, kunnen vaker last krijgen van diarree. Hoe kan dit verklaard worden?
Door bacteriële overgroei (grotere kans infecties) en versnelde darmpassage naar de dunne darm
Maagresectie = weghalen van parietale cellen = minder zuur = meer vatbaar voor bacteriën = diarree.