Practicum 2: Anatomie Nieren Flashcards
In het algemeen liggen de rechter en de linker nier niet op gelijke hoogte. Welke nier ligt meestal lager? Geef hiervoor een verklaring.
Rechternier ligt meestal iets lager dan de linkernier, waarschijnlijk heeft dit te maken met de leveraanleg en -groei die de ascensus van de rechter nier tijdens de ontwikkeling hindert.
Rondom diverse organen liggen zogenaamde vetkapsels (bijvoorbeeld de nieren en de ogen). De fascia renalis of perirenalis (omhulsel van het perirenaal vet) is naar caudaal niet gesloten. Wat is de functie van deze fascia renalis (van Gerota) en het perirenale vet? Welke rol spelen deze structuren in het ontstaan van een wandelende nier (nefroptosis)?
De fascia renalis en het perirenale vet bieden bescherming aan de nier en zorgen voor enige fixatie van de nier. Echter, de nier is wel degelijk beweeglijk: bij in- en expiratie kan de nier 3 cm verplaatsen. Bij een verplaatsing van meer dan 5 cm of 2 wervellichamen spreekt men van een wandelende nier (nefroptosis). Meestal is dit symptoomloos, maar sommige buikpijnklachten worden aan zo’n wandelende nier toegeschreven. Een eenduidige verklaring is er niet, een mogelijke oorzaak kan liggen in een gebrekkige ondersteuning van de fascia renalis en het perirenale vet.
Hebben nieren en bijnieren afgezien van het feit dat ze dicht bij elkaar liggen verder nog iets met elkaar te maken?
Ze zijn beide omgeven door de fascia renalis en liggen in het perirenale vet (capsula renalis of capsula adiposa)
De bijnier heeft een hormonaal effect op de nier:
Schors bijnier: via renine – angiotensine II – productie van aldosteron (RAAS).
Effect op de nier: verhoogde absorptie van Natrium en water en excretie van Kalium (= verhoogt bloeddruk en circulerend volume).
Loopt de v. renalis sinistra in het algemeen dorsaal of ventraal van de aorta?
Ventraal. Indien dorsaal van de aorta, dan is veneuze stuwing mogelijk.
Met welke organen en structuren hebben de nieren een topografische anatomische relatie?
o.a.: bijnieren, lever (rechts), milt (links), duodenum (rechts), maag (links), colon, pancreas.
Op welke plaatsen kan een uretersteen een obstructie van de ureter veroorzaken?
Ureterstenen kunnen volledige of intermitterende obstructie van de ureter geven. De obstructie kan op elke plaats in de ureter voorkomen, maar gebeurt het vaakst op die plekken waar de ureter al relatief nauwer is: (1) overgang nierpelvis – ureter; (2) kruising ureter met a. iliaca en bekkenrand; (3) doorgang blaaswand.
Welke anatomische relatie heeft de ureter met de ductus deferens bij de man en de a. uterina bij de vrouw?
Ureter passeert onder de ductus deferens bij de man en de a. uterina bij de vrouw, ‘het water loopt onder de brug’.
De beide ureteren lopen schuin door de blaaswand heen. Wat zou de functie kunnen zijn van deze schuine passage?
Het schuine beloop van de ureteren door de blaaswand (plica ureterica) zorgt dat de ureter relatief gesloten blijft door de contractie van de blaas musculatuur (sphincter functie). Bij een overvolle blaas wordt de musculatuur gerekt en wordt de hoek tussen de ureter en de blaaswand groter. Hierdoor verliest de blaaswand rond de inmonding van de ureter zijn klepfunctie en kan reflux van urine in de ureter optreden.
Wat is het gevolg van prostaathypertrofie op het mictiemechanisme?
Bij hypertrofie van de lobus medius van de prostaat duwt deze de uvula (mediane verhevenheid dorsaal van het ostium urethrae internum en boven de lobus medius van de prostaat) omhoog; de uvula kan eveneens hypertrofisch worden. Door de prostaathypertrofie wordt de urethra ter hoogte van de passage door de prostaat vernauwd. Onder die omstandigheden moet er tijdens de mictie harder worden geperst om de urine door de vernauwde urethra te stuwen. Daarbij kan de uvula het ostium internum van de urethra als een klep afsluiten. Hierdoor wordt de mictie nog sterker belemmerd.
Waar bevindt zich m. sphincter urethrae internus (m. sphincter vesicae) en hoe wordt deze geïnnerveerd?
De m. sphincter urethrae internus (m. sphincter vesicae) is eigenlijk een voortzetting van de musculus detrusor vesicae (spier die de blaaswand vormt) aan de onderzijde van de blaashals rondom de uitmonding van de urethra. Bij de man gaat deze sphincter over in de spiervezels van het kapsel en stroma van de prostaat. Innervatie: de m. sphincter urethrae internus wordt door zowel het sympathische als het parasympatische systeem geinnerveerd (evenals de m. detrusor vesicae die de wand van de blaas vormt). Activatie van de sympathische vezels zorgt voor een (lichte) relaxatie van de m. detrusor vesicae en contractie van de m. sphincter urethrae internus, hierdoor wordt reflux van semen richting de blaas tijdens ejaculatie voorkomen. Activatie van de parasympathische vezels geeft contractie van de m. detrusor en een relaxatie van de m. sphincter urethrae internus tijdens mictie.
Door welke zenuw wordt de m. sphincter urethrae externus geïnnerveerd?
De m. sphincter urethrae externus bevindt zich onder de prostaat op het niveau van de perineale membraan en bevat dwarsgestreepte spiervezels. Innervatie: de externe sphincter wordt door de n. pudendus (plexus sacralis, S2-S4) (willekeurig/somatisch) geïnnerveerd.
Waarom heeft het trigonum vesicae een andere structuur dan de rest van het binnen oppervlak van de blaas?
Het trigonum vesicae is een driehoekig gebied tussen de inmondingsplaatsen van de ureters en de inwendige opening van de urethra. In dit gebied is het slijmvlies stevig verbonden met de tunica muscularis en bezit daarom geen plooien. Het heeft een andere embryonale oorsprong dan de rest van de blaas, namelijk mesodermaal (door ingroei van de ductus mesonephros in de primitieve blaaswand). Het wordt later overgroeid door endoderm vanuit de blaaswand, maar blijft als gladwandig deel herkenbaar.
Wat is het verschil in urethrasphincters bij mannen en vrouwen?
Mannen hebben een interne en externe urtehrasphincter waar vrouwen alleen een externe urethrasphincter hebben. De externe urethrasphincter bij vrouwen bevindt zich echter om een groot deel van het urethratraject en bestaat uit meerdere spierbundels.
Bij mannen wordt de interne urethrasphincter gevormd door gladde circulaire spiervezels om een longitudinale voortzetting van de m. detrusor vesicae om de wand van de urethra. Bij de urethra van de vrouw is alleen die binnenste longitudinale spierlaag aanwezig en kan er niet van een interne urethrasphincter worden gesproken. Deze verschillen tussen man en vrouw in het interne sphinctermechanisme van de urethra hangen samen met de dubbele rol die de urethra van de man heeft als urinebuis en bij de ejaculatie van het semen. De interne sphincter voorkomt reflux van het semen in de blaas. Bij de man komt een tweede urethrasphincter voor onder de prostaat. Deze externe sphincter bestaat uit intramuraal, dwarsgestreept spierweefsel rondom de urethra, de m. sphincter urethrae, en peri-urethraal spierweefsel van de m. levator ani (bekkenbodemspier).
Bij vrouwen heeft de urethra een longitudinaal verlopende gladde spiervezellaag en een circulair verlopende dwarsgestreepte spierlaag, de eigenlijke vrouwelijke m. sphincter urethrae. Daarnaast bevinden zich in het onderste gedeelte van de urethra nog twee spierbundels (mm. sphincter urethrovaginalis en compressor urethrae) die ook tot het externe sphinctercomplex worden gerekend.
Welke organen en/of structuren worden door de arteriën gevasculariseerd?
aorta abdominalis – grote lichaamsslagader.
truncus coeliacus – bovenbuiksorganen: lever, maag, pancreas, milt, duodenum.
a. mesenterica superior – dunne darmen tot en met 2/3e deel colon transversum.
aa. renales – nieren.
aa. lumbales – buikachterwand, lumbale wervels, rugspieren.
aa. testiculares/ovaricae – respectievelijk testikels of ovaria.
a. mesenterica inferior – laatste 1/3e deel colon transversum tot en met rectumtop.
bifurcatio aortae – splitsing van de aorta in de a. iliaca communis links en rechts.
a. femoralis – richting been.
aa. iliacae communes – hoofdstam voor a. iliaca interna en externa links en rechts.
aa. iliacae externae – richting de onderste extremiteiten (na passage lig. inguinale als a. femoralis), aftakkende epigastrische vaten voorzien de ventrale buikwand.
aa. iliacae internae – hoofdstam voor bekkenvasculatuur (bekkenorganen, gluteusspieren, perineum).
Welke organen en/of structuren worden door de venen gedraineerd?
v. cava inferior – onderste holle ader, ontvangt vrijwel al het bloed van onder het diafragma.
v. iliaca communis (li en re) – ontvangen de vv. iliaca externa en interna en draineren op de VCI.
vv. lumbales – draineren de dorsale buikwand, wervelkolom (verbindingen met Interne en Externe Vertebrale Veneuze Plexus)
v. iliaca interna (li en re) – bekkenorganen.
vv. testiculares/ovaricae – respectievelijk testikels of ovariae; merk het verschil in inmonding op van de rechter en linker vene (respectievelijk VCI en v. renalis sinistra).
vv. renales – nieren.
vv. hepaticae – lever, sluiten aan op VCI.
v. femoralis – been.