**** Werkcollege [I} **** Flashcards

1
Q

Definitie van online marketing

A

Proces waarbij organisaties & (bestaande of potentiële) klanten via internet waarden & producten creëren en met elkaar uitwisselen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

E-business

A

Ondernemen met behulp van digitale technieken. Bijvoorbeeld: het voorraadsysteem koppelen aan de website, zodat producten die goed verkopen automatisch bij worden besteld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

One-to-one marketing

A

Vorm van marketing waarbij de organisatie ernaar streeft om voor elke individuele klant de marketingmix op maat in te richten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke 7 soorten sites onderscheiden we?

A
  1. Corporate site
  2. Webshop
  3. Communicatiesite
  4. Merksite
  5. Dienstverleningssite
  6. Portal
  7. Inhoudssite
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Vertaal de 4 P’s naar de 4C’s

A

Product - Customer solution
Price - Cost to the customer
Place - Convenience
Promotion - Communication

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke 7 inkomstenstromen zijn er?

A
  1. Abonnement
  2. Instap- of freemiummodel
  3. Advertentiemodel
  4. Veilingmodel
  5. Makelaars- of brokeragemodel
  6. Verkoop van gebruikersgegevens
  7. Yield management
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Op welke manier heeft internet invloed voor de marketeer? (2)

A
  • Internet dwingt marketeers om – nog meer dan eerder – potentiële klant centraal
    te stellen.
  • Alle concurrenten zijn verzameld op één plek, de interactie met de klant is zeer
    direct en consumenten kunnen binnen beperkte tijd veel alternatieven vergelijken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

De 6B’s uit de online marketing funnel

A
  • Bezoeken
  • Boeien
  • Beslissen
  • Bestellen
  • Betalen
  • Binden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke 4 soorten cocreatie zijn er?

A
  1. Co-innovatie
  2. Coproductie
  3. Customization
  4. Integratie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Co-innovatie

A

Ontwikkelen van nieuwe producten of diensten in samenwerking met klanten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Coproductie

A

De klant neemt delen over van het proces

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Customization

A

De klant kan bepaalde onderdelen van het product of dienst naar eigen aanpassen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Integratie

A

Diensten en/of producten van verschillende aanbieders staan op een site zodat er een eindproduct ontstaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Crowdsourcing/ co-creatie

A

Ontwerpen en/of ontwikkelen en/of produceren door mensen van buiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Mass collabation

A

Grote aantallen mensen werken zelfstandig aan een project

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

In het DNA-model worden 3 stappen onderscheden:

A
  1. Wat zijn verschillende fasen van het proces?
  2. Wie moet aanwezig zijn in deze fasen, de dienstverlener of de consument?
  3. Welke fasen vinden in het backoffice en welke in het frontoffice plaats?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Linkbuilding

A

Handmatig aanvragen van links bij andere websites.

Dit zorgt voor een hogere ranking in de zoekmachines zoals Google.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

PCDA-cyclus

A

Plan
Do
Check
Act

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat zijn de belangrijkste overwegingen voor klanten om te kiezen voor een distributiekanaal?

A
  • Orderbevestiging (vaak via mail)
  • Verzending/ ophalen bestelling
  • Factuering
  • Voorraadbeheer
  • Aftersales en retournering
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

E-fulfilment

A

Afhandelen van online bestellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q
CRM (Customer relationship management) proces
Customer data (3):
A
  1. Basisgegevens (login, cookies, geslacht etc)
  2. Profielgegevens (interesses, voorkeuren, kinderen etc.)
  3. Gedragsgegevens (koopgedrag online, doorklikken op mails, omzet etc.)
22
Q

Wat is CRM?

A

een strategie waarmee een bedrijf of instelling beoogt (klant)relatie te optimaliseren in termen van klanttevredenheid en klantrendement. . CRM is een continue en systematische, organisatieomvattende activiteit waarbij ICT een ondersteunende rol speelt.

23
Q

Als je in het CRM de customer data goed invult, welke uitkomsten krijg je dan? (3)

A
  • E-loyality
  • Customer Lifetime Value
  • Personaliseren
24
Q

Cross selling

A

Verkopen verwante producten

25
Q

Up selling

A

Verkopen van een duurdere variant

26
Q

Deep selling

A

Meer van hetzelfde verkopen

27
Q

Methoden om klantwaarde te vergroten (3)

A
  1. Klant meer geld laten besteden
  2. De kosten van de klant omlaag brengen
  3. De klant langer klant laten blijken
28
Q

Klantwaarde (customer lifetime value)

A

Het totaal van alle toekomstige winsten (opbrengsten minus kosten) van een klant. Met andere woorden: dat wat een klant oplevert gedurende de periode dat hij klant is of klant zou kunnen zijn van het bedrijf

29
Q

Webcare -> doel

A

Een vorm van online service waarbij gebruik wordt gemaakt met social media, met als doel:

  • De loyaliteit van klanten vergroten
  • De merkreputatie versterken
  • Betere resultaten halen binnen zoekmachines
30
Q

Productrealisatie

A

Ideeën voor productverbetering en innovatie vaak door middel van crowdsourcing

31
Q

Drie typen gebruikers social media

A
  1. Lurkers (vooral consumeren) 90%
  2. Intermittent contributors (geven ook bijdrage) 9%
  3. Heavy contributors (creëren vooral) 1%
32
Q

Drie niveaus van social media voor bedrijven

A
  1. Initiëren (zelf op gang brengen van discussies)
  2. Participeren (zelf deelnemen aan discussies)
  3. Luisteren (erachter komen wat klanten/gebruikers over je bedrijf zeggen-> monitoren)
33
Q

Zes motivaties voor klanten om je te volgen op social media

A
  • Entertainment
  • Informatie
  • Persoonlijke identiteit
  • Integratie en sociale interactie
  • Beloning
  • Zelfverwezenlijking
34
Q

Social media brand map categorieën

A
  • Buzz potentials
  • Heroes
  • Zeroes
  • Sentiment
35
Q

Welke processen zijn er bij orderafhandeling? (4)

A
  • Gemak
  • Kosten
  • Risicoperceptie
  • Aard van het product
36
Q

Welke personalisatie technieken bestaan er?

A
  1. Rule based
  2. Contentbased
  3. Collaborative filtering
37
Q

Gemak (orderafhandeling)

A

Het gemak van het bekijken en/of aanschaffen van een groot assortiment artikelen ongeacht tijd, plaats

38
Q

Kosten (orderafhandeling)

A

De klant kan op een eenvoudige wijze diverse leveranciers van dezelfde artikelen online vergelijken

39
Q

Risicoperceptie (orderafhandeling)

A

In een fysieke winkel kan de klant het artikel zien en voelen en in geval van kleding ook passen

40
Q

Aard van het product (orderafhandeling)

A

Klanten kunnen in geval van complexe of maatwerkproducten geneigd zijn deze in een fysieke winkel aan te schaffen

41
Q

Rule-based

A

Gebaseerd op een aantal vaste regels

42
Q

Contentbased

A

Gebaseerd op de interessegeschiedenis van de gebruiker

43
Q

Collaborative filtering

A

Gebaseerd op de interessegeschiedenis van de gebruiker) waarbij informatie wordt aangeboden van andere gebruikers met een vergelijkbaar interesseprofiel (‘kopers van dit boek kochten ook’)

44
Q

Welke van de personalisatie technieken wordt veel gebruikt bij het Best Next Action-concept?

A

Bij Next Best Action is er vaak sprake van rule-based personalisatie, waarbij niet altijd volledig duidelijk is in hoeverre de interessegeschiedenis van de gebruiker wordt meegenomen in de regels (dat zou contentbased personalisatie zijn).

45
Q

Orderafhandelingsproces

A

Social media worden gebruikt als selfserviceomgeving voor klanten

46
Q

Initiëren

A

Zelf op gang brengen van discussies

47
Q

Participeren

A

Zelf deelnemen aan discussies

48
Q

Luisteren

A

(laagste niveau) erachter komen wat klanten/gebruikers over je bedrijf zeggen (monitoren)

49
Q

Social media zeroes

A
  • Weinig besproken
  • Sentiment vaak negatief

(Links onder)

50
Q

Buzz potentials

A
  • Weinig besproken
  • Sentiment vaak positief

(Links boven)

51
Q

Sentimental potentials

A
  • Veel besproken
  • Sentiment vaak negatief

(Rechts onder)

52
Q

Social media heroes

A
  • Veel besproken
  • Sentiment vaak positief

(Rechts boven