Week 4: HC.3 Celbeschadiging en celdood Flashcards

1
Q

Oorzaken celbeschadigingen?

A
langdurig zuurstofgebrek, 
mechanische schade, 
stralingsschade, 
chemicaliën, 
infecties, 
genetische defecten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Reversibel/irreversibele schade?

A

hangt af van mate van stress, bij langdurige stress: reversibel gaat over tot irreversibele schade. Punt van overgang afhankelijk van celtype

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Proces van celschade?

A

zwellen cel, celkern begint te klonteren, bij irreversibele schade neemt zwelling nog verder toe. Ribosomen laten los van ER, organellen en lysosomen knappen verdere klontering kern en DNA condenseert > celmembraan laat los: inhoud komt vrij > ontstekingsreactie door afweercellen. Vaak raken naburige cellen ook beschadigd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waartoe leidt membraanschade?

A

necrose: mitochondrien, lysosomen en membranen kapot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waartoe leidt DNA schade?

A

apoptose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Coagulatieve necrose?

A

verzuring leidt tot eiwitdenaturatie

celstructuur blijft herkenbaar, wel verlies van cellulaire morfologie en veel vochtophoping. (hartinfarct)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Vervloeiende necrose?

A

pusvorming, celstructuur niet echt herkenbaar meer

Eiwitafbraak gebeurt van binnenuit (infecties etc)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Fibrinoide necrose?

A

vooral in bloedvaten, bindweefselvorming etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Voor en nadelen snelle biomarkers?

A

voorbeelden: myoglobine en HFABP
na: snel weer weg, moeilijk pinpointen wanneer infarct. Bij reperfusie opnieuw aanwezig want wordt uigespoeld
voor: snel aanwezig en duidelijke marker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Voor en nadelen troponine als marker?

A

voor: blijft lang aanwezig dus dagen later nog een infarct aantonen
na: pas na 1 dag aanwezig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Fysiologische apoptose?

A

bv: embryogenese, menstruatie en huidcellen die afsterven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Werking apoptose?

A

cel splitst apoptotic bodies af, zijn omgeven door membraan > deze worden door omliggende cellen opgeruimd
er is geen ontstekingsreactie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zet apoptose in gang?

A
  • death receptor: proces opgang gezet door signaal van buitenaf aan receptor
  • mitochondriale route
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Gevolgen zuurstofgebrek van de hartspier?

A

daling ATP door zuurstoftekort mitochondrien, Na pomp akn niet emer werken, zwelling
anaerobe glycolyse > H+ productie > pH daalt
RIbosomen laten los van ER > eiwitsynthese stopt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Achtereenvolgend leidt zuurstofgesprek van hartspier tot?

A
  1. daling van ATP
  2. iongradiënt veranderen
  3. eiwitsynthese daalt
  4. beschadiging plasmamembraan
  5. intracellulaire membraanbecshadiging
  6. massale calciuminflux = kantelpunt reversibel/irreversibel > activatie ATP-ase
  7. contractieband necrose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Determinanten weefselschade?

A
  • volledige of partiele vaatobstructie
  • alternatieve bloedtoevoer
  • acute of geleidelijke obstructie
  • gevoeligheid voor zuurstoftekort
17
Q

Hoe zit de weefselschade bij een myocardinfarct?

A

perfusie zone achter verstopte coronair is een risicogebied voor celdood.
Gebied ver verwijderd van coronair eerst celdood, als eerste zuurstoftekort namelijk. (van endo naar epicard)
Binnenste laagje ventrikelwand haalt nog wat zuurstof uit bloed. > necrose

18
Q

NETose?

A

Leukocyten: DNA in cel wordt vermengd met verdere inhoud cel > wordt vervolgens uitgespuugd met giftige stoffen aan DNA > bedekt schadelijke bacteriele stoffen
Kan echter ook andere schade induceren

19
Q

Verschil necrosen en apoptose?

A

S: necrose: zwelling en veel cellen beschadigd / apoptose: krimping en één cel beschadigd
U: necrose > ontsteking en opruiming door macrofagen / apoptose > geen ontsteking opruiming door omliggende stoffen
M: necrose > membraan kapot en lysis / apoptose: membraan afsnoering in apoptic bodies
O: necrose: zwellen en lysosomen kapot en random DNA degradatie / apoptose: prop apoptic proteins en condensatie en niet-random degradatie van DNA