Week 2: HC.4: Neurotransmitters van het autonome zenuwstelsel Flashcards
(Para)sympathicomimetica?
middelen die (para)sympathicus stimuleren
(Para)symphaticolytica?
middelen die de (para)sympathicus tegengaan
Stoffen die acetylcholine nabootsen? En adrenaline? EN dopamine? en Purine?
cholinerge
adrenerge
dopaminerge
purinerge
Sympatisch cholinerg?
zweetklieren
Sympatisch adrenerg?
hart, gladde spieren, synapsen
Sympatisch dopaminerg?
renale bloedvaten
Sympatisch?
bijniermerg
Wat doet acetylcholinesterase?
breekt acetylcholine af
Wat doet triethylcholine?
vals substraat opname choline > geen acetylcholine wordt gemaakt
Wat doet hemicholine?
remt opname choline
Wat doet tetrodotoxine?
remt depolarisatie neuron, die nodig is voor afgifte acetylcholine
(niet specifiek)
Postsynaptisch ingrijpen?
M en N receptor agonisten en antagonisten.
Wat doet cholinesterase remmers?
remmen afbraak acetylcholine
Soorten cholinerge receptoren?
- muscarine (M1 t/m M5) (G-eiwit)
- nicotine (classificatie op basis van subunits) (ionkanaal)
Waar zitten nicotine receptoren?
Ganglia (transmitter afgifte),
Bijniermerg ((nor)adrenaline),
Presynaptisch (transmitter afgifte),
Skeletspier (contractie)