Week 3: HC.3 Pathofysiologie van pompfunctiestoornissen Flashcards
Wat bepaalt de bloeddruk in het vaatstelsel?
cardiac output en totale weerstand
Over welke vaten vindt het grootste drukverval plaats?
arteriolen
Wat bepaalt de weerstand?
de vaattonus en diameter van vaten
Welke weefselgroep heeft nauwelijks zuurstof nodig?
witte spiervezels (sprintvezels)
Primaire oorzaak pompfalen?
Aandoening hartspier: myocardinfarct, myocarditis
Secundaire oorzaak pompfalen?
Overbelasting hartspier: drukbelasting, volumebelasting
Waar zit het probleem bij een myocardinfarct?
de contractiliteit, bv 20% van hartspier kwijt
Wat zorgt voor contractiliteitverhoging?
Sympathicus, heeft als enige receptoren op ventrikels (beta1 receptor)
Welke receptor is van belang voor veneuze vasoconstrictie?
alfa1-receptor
Wat gebeurt er als baroreceptoren een bloeddrukdaling opmerken?
vuren minder > sympathicus actiever, parasympathicus inactiever. > hogere hartfrequentie; hoger slagvolume; perifere vaatweertand omhoog
RAAS wordt geactiveerd, nier houdt vloeistof vast (minder plas)
Gevolg van aortaklepstenose?
druk in LV omhoog > langer contraheren en later relaxeren > drukverschil neemt toe > afterload neemt
toe
slagvolume daalt > eind systolisch volume neemt toe > preload neemt toe > afterload neemt verder toe
IS sympathicus of parasympathicus sneller?
parasympathicus; acetylcholine opruimen sneller dan noradrenaline aanmaken
Remodellering van hartspier bij aorta-vernauwing?
wand LV dikker maken om wandstress te normaliseren.
Lumen blijft gelijk, maar wand verdikt
Remodellering van hartspier bij myocarditis/myocardinfarct?
Diameter van het hart neemt toe door ophoping van bloed
Van compensatie naar decompensatie?
- neurohumorale activatie: beta-receptor gevoeligheid en dichtheid nemen af ; RAAS-activatie (hypertrofie)
- Inflammatie
- Remodelling