Week 2: HC.2: Autonoom zenuwstelsel Flashcards

1
Q

In welke hersenkern komt viscero-sensibele informatie binnen? (bloeddruk, O2, smaak etc.)

A

nucleus tractus solitari (komt het eerst binnen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Bij welk type neuronen kan acetylcholine de belangrijkste neurotransmitter zijn?

A

preganglionair para en symp

postganglionair para en symp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Pupilreflex?

A

licht valt in oog > info naar nucleus geniculatum laterale > pretectal nucleus > nucleus van edingher westphal > pregang. parasymp > ciliary ganglia > postgang. parasymp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Parasympathicus effect op oog?

A

accomodatiereflex!

  • pupilvernauwing (miose; via m. sphincter pupillae)
  • accommodatie
  • convergentie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Sympathicus effect op oog?

A

Pupilverwijding (mydriase; via m. dilatator pupillae)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Sympathicus effect op bloedvaten?

A

vasoconstrictie van bloedvaten naar onbelangrijke organen voor fight or flight

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Vasoconstrictie?

A

noradrenaline bindt aan alpha-1 Adrenerge receptor > activeert Gq > fosfolipaseC activer (kinase) > IP3 actief > bindt aan SR > Ca vanuit SR naar cytoplasma > Ca bindt aan calmoduline > myosine en ATP-ase omhoog > contractie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Vasodilatatie?

A

acteylcholine bindt aan Acetylcholine-receptor op enditheel > IP3 > Ca omhoog > NO > gladde spiercel > GC > zet GTP om in cGMP > Ca omlaag > relaxatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waarvan is sprake in postganglionaire vezels van AZS?

A

co-transmissie: varicositeit kan verschillende neurotransmitters afgeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke hartstructuren innerveert de sympaticus?

A

SA en AV knoop, maar ook hartspiercellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat doet de parasympathicus op de sinusknoop?

A

hij remt de funny current (moeilijkere depolarisatie na hyperpol), activeert de K-kanalen (verdere hypolarisatie), remt de Ca kanalen (moeilijker actiepotentiaal maken)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Sympathische effecten op SA-knoop?

A

stimuleert funny cuurent,

stimuleer Ca kanalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke sensoren in het cardiovasculaire systeem?

A

baroreceptoren in halsslagader en aorta

volumereceptoren in atria en vena cava

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Kenmerken baroreceptoren?

A

snel, invloed op hartslag en vaatweerstand (sinus caroticus in carotis interna)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Kenmerken volumereceptoren?

A

lange termijn, invloed op circulerend volume (oa. via nier)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat gebeurt er met de bloeddruk bij activatie van de barosensoren?

A

omlaag, meer actiepotentialen bij hoge rekkingsgraad

17
Q

Wat gebeurt er met de parasymp en symp bij activatie barosensoren?

A

sympathicus wordt geremd, en parasympathicus wordt gestimuleerd

18
Q

Welke volumereceptoren zijn er?

A

A fibers; vuren bij contractie atria
B Fibers: vuren bij contractie ventrikels en diastole druktoename van vullen atria
(vezels lopen mee met nervus vagus)

19
Q

Waartoe leidt activatie van B vezels?

A

Hogere hartfrequentie en vasodilatatie nierateriën > meer uitplassen > vermindering hoeveelheid vocht

20
Q

Welke symptomen kun je verwachten bij vergiftiging met cholinesteraseremmers (breekt acetylcholine af)?

A

braken, branchorrhea, diarree, incontinentie, zweten (via acetyl)