Week 4 - deel 1 Flashcards
Wat is ATP resynthese
- creatinefosfaat
- anaerobe glycogenese
Waaruit bestaat anaerobe glycogenese
- aerobe glycogenese
- verzuuroxidatie
Aeroob brengt meer/minder ATP dan anaeroob
meer
Aeroob werkt sneller/langzamer dan anaeroob
langzamer
ATP synthese in hartspier (in rust en inspanning)
- 60-80% vetzuurverbranding
- 15-35% glucose/glycogenese
ATP synthese in hartspier (bij plotse toename in inspanning)
- daling ATP
- CPK reactie
- anaerobe glycogenolyse
- daarna: versnelling vetzuuroxidatie
Waar vindt aerobe ATP resynthese plaats
in mitochondrium
Door oxidatieve fosforylering krijg je
ATP synthese
Wanneer ontstaat/werkt NADH
- Deel van ATP ontstaat in cytosol waarbij NADH ontstaat
- NADH werkt alleen maar als elektronen in het membraan worden getransporteerd
Hoe ontstaat Maltaat uit elektronen?
Elektronen worden overgezet op oxaalacetaat waardoor je maltaat krijgt, hiervoor is een carrier
In het … wordt maltaat weer omgezet in …
mitochondrium,
oxaalacetaat
Om de kringloop van aerobe ATP resynthese gesloten te houden …
wil je oxaalacetaat naar buiten brengen.
- je zet dat om in aspartaam
- dit kan door carrier naar buiten
- hierdoor heb je NADH op de juiste plek om de elektronen aan zuurstof te geven
Waar gebruik je de maltaat aspartaat shuttle
hersenen, hartspier, lever
Doel maltaat aspartaat shuttle
om elektronen terug te brengen en uiteindelijk bij te brengen aan ATP productie
Stappen maltaat aspartaat shuttle
- NADH ontstaat in cytosol
- NADH overdraagt elektronen aan tot malaat
- gaat mitochondriën in
- elektronen worden overgedragen aan NAD+
- ontstaat aspartaat
- gaat terug naar cytosol
Wat is beta-oxidatie?
vetzuur maken naar acetylCoA
Hoe werkt AcetylCoA
- uit 1 vetzuur ontstaan 8 moleculen acetylCoA.
- bij elke afsplitsing acetylCoa heb je 2 oxidatie stappen.
- de ene levert ANDH
- de ander lever FADH2
Wat is het doel van OXPHOS?
Oxidatie
Stappen OXPHOS
- NADH geeft elektronen af aan complex 1 en kan alleen maar door gaan naar complex 3 (als er 4 H+ naar buiten wordt gepompt).
- Vervolgens gaan de elektronen naar co-enzym Q (mits er 2 H+ worden getransporteerd).
- om tenslotte naar complex 4 te gaan (4H+ naar buiten).
- uiteindelijk 10 ATP in cytosol
1 NADH levert … ATP
1 FADH levert … ATP
- 2,5 ATP
- 1,5 ATP
Waarom levert FADH maar 1,5 ATP
Start bij complex 2, dus maar 6 H+ naar buiten
H+ naar buiten pompen bij OXPHOS is …
tegen de gradiënt in
Aanbod van ADP aan de binnenmembraan leidt tot…
oxydatie van NADH
Wat versneld de glycolyse en de glycogenese
AMP
AMP activeert ook …
de vetzuuroxidatie, dus eindelijk bij langdurige inspanning gaat de vetzuuroxidatie aan.
Wat gebeurt er als er adenosine vrij komt bij vorming van AMP
vasodilatatie
Als ATP meer is dan resynthese …
krijg je een versnelling van de fosforylatie door creatine fosfokinase reactie
Bij remming vetzuuroxydatie …
neemt de aerobe glycolyse toe
POB veroorzaakt door
- inspanning
- temperatuurovergang
- emoties
- na een maaltijd
AP is stabiel
- als de klachten verdwijnen in rust
- zuurtsof vraag > zuurstof aanbod
- HF versnelt
- Systolische BP omhoog
Oorzaken stabiele AP
- obstructie gefixeerde cornair stenose
- coronair spasme
- aortaklep stenose
- hypertrofe obstructieve cardiomyopathie
- hypercirculatie
- combinaties van bovenstaande klachten
Wat is hypertrofe obstructieve cardiomyopathie
- stijve spier
- weinig onstpanning
- het SV daalt
- spier groeit naar binnen. het hart vult minder goed. Ontspant, waardoor HF en HMV daalt.
Wat is hypercirculatie
schildklier werkt te goed, alle processen gaan te snel, wat kan leiden tot ritmestoornissen
AP behandelen kan
- medicamenteus (symptomatisch & preventief)
- revascularisatie
Wat betekent medicamenteus?
- symptomatisch
– betablokkers (HF geremd)
– Ca-antagonisten (bij spasmen)
– Nitraten (vasodilatoren)
Preventief
– thrombocyten aggregratie (paracetemol)
– cholesterolremmers (statines)
– ACE-inhibitors
Wat gebeurt er bij revascularisatie?
- percutane coronaire interventie (dotteren)
- coronary artery bypass graft (CABG)
Kenmerken instabiele AP
- komt in rust voor
- < 2 maanden en frequente klachten
- < 2 weken na myocardinfarct
- < 2 weken na dotter procedure
ST elevatie acuut coronair syndroom
- persisterende ST elevatie op ECG (meestal infarct)
- grootste kans op slechte afloop
- zsm reperfusietherapie (PCI, dotteren, bloedverdunners)
Non-ST elevatie acuut coronair syndroom
- ST depressie/normaal ECG, infarct?
- bloedonderzoek met biomarkers
- kleiner risico
- GRACE risico score < 24-72 uur PCI (wanneer moet er gedotterd worden)
Acuut coronair syndroom, mogelijkheden:
- ST elevatie myocard infarct (STEMI)
- Non-ST elevatie myocard infarct (Non-STEMI)
- Onstabiele AP
Wat gebeurt er bij ST elevatie myocard infarct
STEMI
- persist ST elevatie op ECG
- verhoogde biochemische markers
- time is muscle (geen tijd te verliezen)
Wat gebeurt er bij een Non-ST elevatie myocard infarct
Non-Stemi
- ST depressie of normaal ECG
- verhoogde biochemische markers
- minder haast dan bij STEMI
Wat gebeurt er bij onstabiele pectoris?
- ST depressie of normaal ECG
- Normale/afwezige biochemische markers (geen troponine release)
Voorbeelden ACS/MI complicaties
- elektrische onbalans of beschadiging van het geleidingsstelsel (leidt tot dood)
- pompfunctie stoornis
- ruptuur
- pericarditis
Wat is elektrische onbalans
ventriculaire ritmestoornissen
Wat gebeurt eer na een pompfunctiestoornis
Astma cardiale –> longoedeem
Verschillende soorten ruptuur
- papillair spierruptuur (mitralisklep insufficiëntie)
- ventrikelseptumruptuur (overbelasting LV)
- vrije wand ruptuur (harttamponade)
Gevolg pericarditis vroeg of laat
vroeg: in eerste dagen van het infarct
laat: dressler syndroom (kan met effusie gepaard gaan)