Week 1 - deel 2 Flashcards

1
Q

Kenmerken actiepotentiaal zenuwcel/skeletspiercel

A
  • heel snel
  • snelle depolarisatie
  • refractaire periode
  • 1 ms
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is een refractaire periode?

A

een periode waarin de cel nauwelijks mee ropnieuw geactiveerd kan worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is digoxine

A

Remmer Na/K-ATPase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het effect van digoxine op de membraanpotentiaal?

A

depolarisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke ionstroom is verantwoordelijk voor de langdurige depolarisatie van hartspiercellen?

A

calcium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Kenmerken actiepotentiaal ventriculaire/atriale hartspiercel

A
  • steile up beat
  • plateaufase
  • 300 ms
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Actiepotentiaal pacemaker cel

A
  • niet heel stijl, geleidelijk op en aflopend
  • GEEN refractaire periode, lijkt er wel op, maar heeft te maken met tijdsschaal.
  • spontaan oplopen membraanpotentiaal door Na instroom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat gebeurt er bij inactivatie Na kanaal

A

Kalium gaat aan en dan krijg je hyperpolarisatie en uiteindelijk refractaire periode

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Door wat wordt up beat veroorzaakt in de hartspiercel

A

Natrium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is verschil normale spiercel en hartspiercel

A

In hartspiercel zit naast Na/K pomp ook Ca kanalen (spanningsgevoelig)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

NCX doet …

A

3 Na tegen 1 Ca

  • Na naar buiten
  • Ca naar binnen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Bij repolarisatie gaat Na de cel ..

A

in

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Stappen actiepotentiaal hartspiercel

A
  1. opening snelle Na kanalen –> depolarisatie.
  2. membraanpotentiaal wordt positiever
  3. K+ stroomt cel uit, herstel membraanpotentiaal –> repolarisatie
  4. tegelijk stroomt Ca2+ cel in –> plateaufase
  5. K+ wint van Ca2+ en normaliseert membraanpotentiaal naar rustpotentiaal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is effect van activatie van de parasympaticus op de pacemaker actiepotentiaal?

A

minder vaak depolarisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het effect van verhoging extracellulair K+ op de membraanpotentiaal

A

Depolarisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waar wordt ionselectiviteit bepaald?

A

IN de cel

17
Q

Door wat wordt ionselectiviteit bepaald?

A
  • grootte ion
  • gehydrateerd interactie
  • groepen in het kanaal (water)
  • geladen deeltjes
18
Q

S4 (centrale helix) heeft … ladingen

A

positieve

19
Q

als de membraan depolariseert gaat de S4 naar … waardoor …

A

naar buiten, waardoor er vormverandering komt en het kanaal open gaat.

20
Q

Wanneer kan een kanaal (met S4) pas weer open?

A

als de sensoren naar beneden gaan en het segment er weer uit moet. Dit is onderdeel van de refractaire periode.

21
Q

Bij wat gaan de kanalen het langzaamst open?

A

bij calcium

22
Q

3 soorten AP in pacemakercel

A
  • SA knoop
  • AV knoop
  • Purkinjevezels
23
Q

Wat bepaalt het hartritme

A

de sinusknoop

24
Q

Wat mist AP in pacemakercel

A
  • scherpe piek in depolarisatie

- voltage gevoelig Na kanaal

25
Q

Wat is de funny current

A

Na kanaal dat opent bij hyperpolarisatie (bij pacemakercel)

- dus Na stroom komt op gang als membraanpotentiaal beneden een drempel is.

26
Q

Wat doet de parasympaticus met het hartritme

A

onderdrukt het, houdt het intoom. Door:

  • iF stroom (duurt het langer voordat je bij de drempel komt voor de Ca kanalen).
  • uitstroom K bevorderen (waardoor membraanpotentiaal verder doorzakt tijdens repolarisatie, waardoor langer duurt voordat je bij drempel bent).
  • Ca kanalen gevoeligheid veranderen.
27
Q

Hyperkaliemie

A

verhoging K concentratie (buiten cel).

- spier ontspant niet –> hartritmestoornis/hartstilstand.

28
Q

Hypokaliemie

A

verlaging K+ buiten cel

- spierzwakte/hartritmestoornis

29
Q

… K+ kanalen –> door insulineafgifte gaat de ca-influx…

A

Sluiting, omhoog

30
Q

Veel K extracellulair zorgt dus voor

A

depolarisatie