Week 1 - deel 4 Flashcards

1
Q

Factoren die invloed hebben op het lichaam toestand volgens humoraal-pathologie

A
  • res naturales
  • res contra-naturales
  • res non-naturales
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Galenus van Pergamon

A
  • belang van observaties
  • uitwerking levenskrachten
  • veel experimenten met dieren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wie is Vesalius

A

eerste persoon die veel mensen ontleedt

- opkomst empirische traditie (william harvey ook)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Rene descartes

A
  • opkomst mechanisch denken
  • rationalisme
  • dualisme: materie en geest
  • klok werd metafoor
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Opkomst specificiteitsdenken

A
  • nieuwe diagnostische technieken

- groeiende populariteit van dissecties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

opkomst fysiologie als discipline

A
  • opzoek naar oorzaken ziektes
  • experimenten
  • meten is weten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Verandering in het medisch denken zorgde voor

A
  • ziekte staat centraal
  • ziekte veroorzaakt door externe factoren
  • geloof in heroïsche interventies
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Westerse biomedische traditie

A
  • specificiteit denken
  • dominantie mechanistisch denken
  • holistische ziektebenaderingen
  • care verdwijnt naar de achtergrond
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

6 res non-naturales

A
  • luchten, wateren, plaatsen
  • beweging/rust
  • slapen/waken
  • uitscheiding/afscheiding
  • gemoedsaandoeningen
  • eten en drinken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is vitalisme

A

3-voudige verrijking van het bloed door verschillende levenskrachten

  • lever = naturalis
  • hart = vitalis
  • hersenen = animalis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Opkomst empirisme

A
  • Andreas vesalius
  • observatie menselijke kadavers
  • anatomie = nieuwe fundament
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Ontdekking bloedsomloop

A
  • William Harvey
  • vitalisme nog belangrijke rol
  • een been in de oudheid, been in wetenschappelijke revolutie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wetenschappelijke revolutie

A
  1. empirisme en experiment
    - empirie (ervaring), geen theorie
    - zintuigelijke waarneming
    - experimenteren
  2. rationalisme en wiskunde (decartes)
    - rationalisme
    - wiskundig redeneren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Claude Bernard

A

fysiologie milieu interieur

  • transformatie tot natuurwetenschap
  • meten is weten
  • vivisectie
  • specificiteitsdenken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Opkomst moderne fysiologie

A
  • anatomie
  • emancipatie/modernisering fysiologie
  • onderzoek kadavers
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

vivisectie

A

experimenteren op levende dieren (Magendie)

17
Q

milieu interieur

A
  • stabiliteit
  • interne focus
  • specifiek
18
Q

Erfenis Bernard

A
  • ontstaan moderne biomedicine
    • geen contract met pt
  • denken over ziekte en gezondheid
    • specificiteitsrevolutie
19
Q

Kenmerken biomedische traditie

A
  1. specificiteitsdenken
  2. mechanisch denken
  3. reductionistisch perspectief op ziekte en genezing
  4. sterk vooruitgangsgeloog in wetenschappelijke-technologische maakbaarheid
  5. dominantie van invasief handelen/cure
20
Q

Wat is humorenleer?

A
  • menselijk lichaam bestaat voor groot deel uit vocht/water

- bouwen voort op klassieke leer van de vochten

21
Q

Wat zijn ancient lessons

A

meest terugkomt van hippocrates zijn de luchten, wateren, en plek komen terug en zijn belangrijk
- naar pt als individu kijken

22
Q

Regel van Bayes

A

Posterior odds = prior odds x likelihood ratio

23
Q

Odds =

A

p / (1-P)

- P = 50% en Odds = 1

24
Q

P =

A

Odds / (odds + 1)

- odds = 1 en P = 50%

25
Q

Wat is de likelihood ratio (LR)

A

Een verhouding van mensen die aan de ziekte (D) lijden (T+) en van de mensen die niet aan de ziekte lijden (D-) met positieve uitslag (T+)

26
Q

Als een test even vaak positief is bij zieken als niet-zieken

A

non-informatief (1)

27
Q

Diagnostische testen

A
  • geven info of ziekte aanwezig is

- geven geen zekerheid

28
Q

LR > 1

A

informatief