Week 3 ZO.2 Regulatie van de hartslag Flashcards

1
Q

Als zenuwen naar het hart afkomstig van nervus vagus zijn doorgesneden –>

A

HF neemt toe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hypertensie

A

Chronische verhoging van de bloeddruk

  • Baroreceptoren wennen aan de hogere BD en worden gereset
  • Verhoging van perifere arteriële vaatweerstand kan bijdrage aan hypertensie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Valsalva manouevre

A

Iemand ademt flink in en houdt zijn adem in –> na korte tijd ontstaat er een afname in HF
- Druk in de borst stijgt –> verhoging van BD in de kleine circulatie –> door de druk in de borst kan het bloed niet meer goed terugstromen naar het hart –> output van hart neemt af –> BD daalt

  • Wordt gecompenseerd door vasoconstrictie, maar bloedstroom en cardiac output blijven laag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Intrinsieke mechanismen regulatie slagvolume

A

HF, preload en afterload

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Extrinsieke mechanismen regulatie slagvolume

A

Contractiliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Toename preload –>

A

afname slagvolume

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Toename afterload –>

A

afname slagvolume

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Toename contractiliteit –>

A

Toename slagvolume

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Bradycardie

A

Groter slagvolume
1. Daling in HF –> langere diastolische duur ==> toename in vullingstijd van de ventrikels –> eind-diastolisch volume neemt toe –> toename in slagvolume

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Tachycardie

A

Kleiner slagvolume

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Te hoge HF –>

A

Vullingsduur wordt te kort –> daling in slagvolume zo groot dat HMV daalt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Sterke daling in HF –>

A

slagvolume neemt toe, maar als dit onvoldoende compensatie is –> HMV neemt af

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

(mal)adaptatiemechanismen acuut en chronisch

A

Acuut: toename in eind-diastolisch volume
Acuut: neurohumorale activatie
Chronisch: structurele dilatatie van ventrikel lumen
Chronisch: hypertrofie van ventrikelwand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Groter eind-diastolisch volume in normaal hart –>

A

Groter slagvolume

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Groter eind-diastolisch volume in slecht functionerend hart –>

A

In het begin een behoud van het slagvolume, maar afterload neemt toe –> hartspierfunctie kan overbelast raken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Vasoconstrictie veneus vaatbed –>

A

Compliantie van venen neemt af –> vullingsdrukken van ventrikels stijgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Circulerend RAAS

A

Toename in circulerend bloedvolume

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Lokaal myocardiaal RAAS

A

Hypertrofie en dilatatie van de hartspier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Endotheline

A
  • Toename in contractiekracht
  • Vasoconstrictie arterieel en veneus vaatbed
  • Hypertrofie van de ventrikel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

TNFalfa

A

Inflammatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Atriaal natriuretisch peptide

A
  • Natriurese en diurese

- Vaatverwijding veneus en arterieel vaatbed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Structurele dilatatie van de ventrikel –>

A

structurele vergroting van volume –> een zelfde spierverkorting leidt tot een groter slagvolume
- Afterload neemt toe

23
Q

Hypertrofie van ventrikel –>

A

Wand van ventrikel verdikt

–> kracht die de spierwand moet leveren, wordt verminderd –> wandstress wordt verminderd

24
Q

Daling in bloeddruk –> activatie AZS en RAAS

A
  • Arteriële vasoconstrictie –> R neemt toe –> BD stijgt en wandstress ook
  • Veneuze vasoconstrictie –> vullingsdrukken van ventrikels stijgen –> EDV stijgt
  • Vochtretentie –> vullingsdrukken in veneuze vaatbed en ventrikels nemen toe –> EDV stijgt
  • Toenames in preload, structurele dilatatie van ventrikels en toename in afterload
25
Vasodilatatie van weerstandsvaten -->
Meer bloed naar het achterliggende orgaan
26
Dilatatie van capaciteitsvaten -->
Vergroot hoeveelheid bloed die overblijft in het veneuze vaatbed - Door constrictie wordt meer bloed teruggevoerd naar het hart
27
Myogene theorie
Handhaven constante flow bij veranderende bloeddruk
28
Metabole mechanisme
Aanpassen bloedtoevoer aan activiteit van het orgaan
29
Necrose
- Celzwelling - Eiwitdenaturatie - Vrijkomen van celinhoud in de directe omgeving
30
Apoptose
- Geprogrammeerde celdood - Strikt gereguleerd proces - Cel valt uiteen in een groot aantal door membraan omgeven celfragmenten die snel worden opgeruimd d.m.v. fagocytose
31
In welke vaten veroorzaakt atherosclerose voornamelijk vernauwingen?
In grote vaten die onder normale omstandigheden nauwelijks enige weerstand bieden aan de doorbloeding
32
Wanneer resulteert een vernauwing tot een hemodynamische verandering
Als er >50% reductie is van de inwendige vaatdiameter
33
Hemodynamische verandering
Drukverval over de stenose
34
Wanneer raakt de vaatverwijdingsreserve van de arteriolen uitgeput?
Als de vernauwing te ernstig is en de inwendige diameter >80/90% kleiner is - De flow achter de stenose daalt - Om aan de zuurstofbehoefte te komen, moet er een toename zijn in de zuurstofextractie
35
Als zuurstofextractie onvoldoende kan worden opgehoopt -->
Overgaan op anaërobe metabolisme ==> ischemie
36
Stenose
Geleidelijke vernauwing
37
Occlusie
Acute totale verstopping
38
Wat is 1 van de eerste tekenen van celbeschadiging?
Celzwelling als gevolg van ischemie Ischemie ==> O2-gebrek --> aërobe ATP productie omlaag --> ATP niveau omlaag --> Na/K-pomp activiteit omlaag --> Na-influx groter dan efflux --> stijging intracellulair Na --> waterinflux via osmose
39
Wat is de kritische grens tussen reversibele en irreversibele celschade
Membraanschade
40
2 vormen van necrose
Coagulatieve en liquefactieve
41
Coagulatieve necrose
Stollende necrose waarbij celstructuren nog herkenbaar zijn - Veel door hypoxie - ATP gebrek is primair --> veel verzuring - pH verandering --> eiwit denaturatie
42
Liquefactieve necrose
Vervloeiende necrose, celstructuren niet langer herkenbaar
43
Verschillen apoptose en necrose
Apoptose - Geen beschadiging van plasmamembraan - Snelle opruiming door fagocytose van buurtcellen - Slechts 1 of enkele cellen tegelijkertijd in apoptose - Kan niet gemeten worden met eiwitmarkers, want geen celeiwitten die weglekken naar het bloed - Geen nadelige gevolgen voor omgeving: zoals ontstekingsreacties en vervolg celschade
44
3 adaptaties aan ischemie
- Vaatnieuwvorming - Ischemische preconditionering - Hyperplasie/hypertrofie
45
Vaatnieuwvorming
Metabolieten en groeifactoren komen vrij --> stimuleren vorming van nieuwe bloedvaten
46
Ischemische preconditionering
Stoffen komen vrij die het weefsel bestand maken tegen de volgende periode van ischemie - Treedt op bij trombusvorming die na een paar minuten spontaan weer oplost
47
Hyperplasie/hypertrofie
- Via een toename in celvolume = hypertrofie --> compenseren de beschadigde cellen - Hyperplasie = cellen genereren nieuwe cellen ter compensatie
48
Reflectiecoëfficient
De hoeveelheid geluid dat op een grensvlak reflecteert
49
R = 0
Geen echo
50
R = 1
Vrijwel al het geluid wordt weerkaatst
51
A-mode
Het weergeven van echo's tegen de tijd - Elke echo representeert een grensvlak - Het tijdsverschil correspondeert met de afstand tussen de grensvlakken
52
B-mode
Het scherm licht op ter plaatse van een echo - 1D doorsneden naast elkaar die een 2D beeld vormen - Steeds wordt een element ingeschakeld, zendt een geluidspuls uit en ontvangt de echo
53
Axiale resolutie
De verschillende details achter elkaar gescheiden weergeven - Wordt hoger wanneer de uitgezonden geluidspuls korter is - Breedte van de zendpuls bepaalt de mate waarin details naast elkaar worden weergeven - Kleinste details worden zichtbaar als de breedte van de zendpuls minder wordt
54
Laterale resolutie
Wordt verbeterd door het focusseren van de geluidspulsen | - De breedte van de bundel bepaalt de laterale resolutie