Week 3 HC.4 Regulatie perifere circulatie Flashcards
Naar wat gaat de cardiac output in rust?
- Gastrointestinal tract: 25%: 1,25 L
- Hart: 4-5%: 250 mL
- Nieren: 20% 1L
- Botten: 3-5% 250 mL
- Hersenen: 15% 750 mL
- Huid: 5% 250 mL
- Spieren: 15-20% 1L
Naar wat gaat de cardiac output in inspanning
- Gastrointestinal tract: procentueel omlaag, nog steeds 1,25
- Hart: percentueel hetzelfde, nu 1 L
- Hersenen: procentueel omlaag, 1L
- Nieren: procentueel omlaag: 1 L
- Huid: 250 mL
- Bot: 250 mL
- Skeletspieren: 80-85% 20L
Op welk niveau wordt de bloedstroom gereguleerd?
Arteriolen, sphincters en capillairen
Waar reguleren pericyten de contractie?
Pericyten reguleren de capillaire contractie in de hersenen
- Astrocyten om de pericyten heen die contact maken met de neuronen
Als sphincters open staan –>
Bloed loopt het capillaire netwerk in en het weefsel wordt voorzien van zuurstof en voedingsstoffen
2 systemen voor de bloedflow
Neurale systeem en lokale factoren
Neurale systeem
- Sympathicus
- Alpha en bèta-receptoren
- Perifere weerstand omhoog
- Veneuze return omhoog - Parasympathicus
- NO gemedieerde vasodilatatie (voornamelijk in de hersenen
Lokale factoren
-Rek (myogeenmechanisme): rek –> vasoconstrictie, rekgevoelige kanalen, belangrijk tussen grote en kleine arteriën
- Behoefte (metabool mechanisme) Dichtbij capillairennetwerk, PO2 en PCO2, adenosine
3. Flow: endotheel gemedieerd mechanisme: als flow toeneemt –> dilatatie in met name de grote arteriolenia ED - Dilatatie via NO, EDHF en prostaglandine-2
- Constrictie via EDCF1 EDCF2 en endotheline
Waar is de myogene constrictie het sterkst
In arteriolen
rek
Waar is flow-gemedieerde dilatatie het sterkst
arterie
Waar is metabole dilatatie het sterkst?
Behoefte
In de kleinste arteriolen
Waar is neurale sympathische constrictie het sterkst?
In arterie
Capaciteitsvaten
Venen
Weerstandsvaten
Arteriolen
Geleidingsvaten
Arteriën
Vasoconstrictie door activatie sympathicus is weefselafhankelijk
- Huid –> weerstand in huid stijgt enorm snel
- Spier: geleidelijke oploop , maar minder snel
Nier: geleidelijk en minder snel dan spier
Hersenen en hart: blijft ongeveer gelijk
Sympathische innervatie run or fight
- Hartslag gaat omhoog
- Lever geeft glucose af
- Dilatatie bronchiolen
- Dilatatie pupillen
- Spijsvertering lager
- Blaas ontspannen
- Verhoogde perifere weerstand
- Verhoogde veneuze return
- Klaar voor de strijd
Flow reserve
Het verschil tussen constrictie en dilatatie flow
Hoe is het cytoskelet verbonden
met dense bodies
Wat zit tussen de dense bodies
Sarcomeren
Wat gebeurt er bij samentrekking met de dense bodies?
Dense bodies bewegen naar elkaar toe –> cel wordt dikker en korter
Waaruit bestaat een sarcomeer
Actine en myosine
Cross-bridge cycling in het hart
- ATP bindt –> dissociatie A/M-complex ==> released state
- ATP hydrolyse –> myosine conformatie ==> cocked state
- Cross-bridge vormt een nieuwe bindingsplek ==> cross-bridge state
- P release –> vormverandering van myosine –> powerstroke ==> power-stroke state
- ADP laat los ==> attached state
Wat triggert in de gladde spier de cross-bridge cycling en hoe?
Ca triggert dit via fosforylering van MLC
- MLCK: fosforyleert myosine –> vormverandering en stijging ATPase activiteit –> faciliteert de interactie met actine
Wat betekent het als actine en myosine lang gekoppeld zijn
Lage affiniteit MLC voor ATP –> geen fatigue
Functie calmoduline
- Als calmoduline bindt aan calcium –> vormverandering
- Calmoduline gebonden met Ca activeert MLCK
- MLCK stimuleert de ATPase activiteit en activeert MLC
- De myosinekop dus zo wordt gemoduleerd dat het een interactie kan aangaan met actine
Mechanismen die de calciumconcentratie in de gladde spiercel reguleren
- Receptormechanismen m.b.v. neurotransmitters/hormonen die aan receptor binden en kanaal openen –> calcium stroomt binnen
- Voltage-gated calciumkanalen die opengaan afhankelijk van de membraanpotentiaal
- Via IP3 wordt SR gestimuleerd tot Ca afgifte
Contractie directe werking op gladde spiercel 5 manieren
- Sympathische alpha-adrenerge stimulatie m.b.v. noradrenaline
- Myogeen effect rek –> K-kanaal dicht –> depolarisatie –> meer Ca de cel in
- Angiotensine II
- ADP: thromboxaan komt uit geactiveerde bloedplaatjes die bij een snee bloedverlies voorkomen door contractie
- Endotheline
Relaxatie directe werking op gladde spiercel manieren
- Metabool effect: pO2 daalt, pH daalt, pCO2 stijgt, lactaat stijgt, adenosine stijgt
- ANP: een hormoon dat wordt afgegeven als de atria onder druk staan
Vasodilatoire stoffen uit het endotheel
- cAMP en cGMP : verlagen calcium en activeren de fosfatase waardoor de fosfaatgroep van MLC afgaat –> relaxatie
- NO verhoogt de cGMP concentratie
- Prostacycline verhoogt cAMP
- EDHF veroorzaakt hyperpolarisatie door openen K-kanalen –> Ca kanalen sluiten
Indirecte werking via het intacte endotheel relaxatie
Acetylcholine, bradykinine en shear stress (flow), serotonine zorgen voor afgifte NO, prostacycline en EDHF –> relaxatie
Hoe wordt de NO productie gestimuleerd?
De NO productie in de endotheelcel door eNOS wordt gestimuleerd door een stijging van extracellulair Ca en door shear stress
- NO heeft een korte halfwaardetijd