Week 2 HC.3 Receptorfarmacologie Flashcards
4 typen receptoren
- G-eiwit gekoppelde receptoren
- Ionkanaal-gekoppelde receptoren
- Kinase-gekoppelde receptoren
- Gen-transcriptie receptor
G-eiwit gekoppelde receptor
- Meeste geneesmiddelen werken hierop
- 7 transmembraanmoleculen
- Intracellulair gekoppeld aan G-eiwit
- Kunnen stimulator of inhibitoir zijn
- Bijvoorbeeld muscarine AChR
- Agonist bindt aan receptor –> effect via G-eiwitten –> second messenger
Ionkanaal-gekoppelde receptoren
- Voltage-gated door bv. depolarisatie
- Ligand-gated door agonist
- Vooral in zenuwstelsel, want reageren heel snel
Kinase-gekoppelde receptor
- Bv. insuline receptor
- Bij activatie: eiwitten fosforyleren
- Vooral in het endocriene systeem
- Langzamere respons
Gen-transcriptie receptor
- Nucleaire receptor
- Ligand bindt, maar receptor is in celkern dus eerst een proces van eiwitsynthese
- Erg langzame respons
- Werkzaam bij hormonale cycli
- Bv. oestrogeenreceptor
Bij hoeveel receptor bezetting geldt Kd = [D]
Bij 50%
Volle agonist
Bij een lage bezetting van de receptoren een maximaal effect
Partiële agonisten
Bij een hoge bezetting een niet-maximaal effect
Inverse agonist
Inactiveren constitutionele receptoren –> remming van activiteit
Constitutionele activiteit
Receptoren die van zichzelf al actief zijn dus zonder agonist
Effectiviteit
De hoogte van de plateaufase, dus het maximale effect
Potentie
De concentratie waarbij de helft van het maximale effect wordt bereikt
- Hoe verder naar links in de grafiek, hoe hoger de potentie
Typen agonisten
Volle, partiële en inverse
Chemische antagonist
- Het wegvangen van een stof
- Onafhankelijk van de receptor
- Bv. in bloed
- Bv. calciumgelator
Farmacokinetische antagonist
- Afbraak van een stof of de bijdrage aan het verslechteren van de opname van een stof
- Onafhankelijk van receptoren
Receptor blokkade
- Reversibel competitief
- Irreversibel competitief
Niet competitief
Antagonist bindt op een andere plek op de receptor dan de agonist
Fysiologisch
Antagonist bindt op een andere receptor dan de agonist en heeft een tegengesteld effect als de agonist
Typen antagonisten
- Farmacokinetisch
- Fysiologisch
- Receptor blokkade
- Chemisch
Reversibel competitief antagonisme
- Hoe meer antagonist er wordt toegevoegd, hoe meer agonist nodig is om hetzelfde effect te krijgen
- Shield plot levert een rechte lijn op met een helling van 1
- SP met x-as is de pA2: hoe veel potentie heeft de antagonist, of te wel bij welke concentratie antagonist krijg je een blokkade
Irreversibel competitief antagonisme
- Hoe meer antagonist, hoe meer de werking van agonist afneemt
- Geen verschuiving naar rechts, maar slechts een afplatting
- Situatie bij spare receptors
Fysiologisch antagonisme
- Bv. histamine is betrokken bij allergische reacties en zorgt voor bv bronchoconstrictie
- Salbutamol wordt gegeven in pufjes voor mensen met astma –> verwijdt de luchtwegen